Moet het hele dorp helpen met opvoeden?

 

Is er een heel dorp nodig om een kind op te voeden? Of is dit een uitgekauwd cliché, bedacht door westerse ouders, die vaak denken dat ze hun wil aan hun kroost moeten opdringen?

 

Michaeleen Doucleff, een Amerikaanse wetenschapsjournalist, schreef er een boek over: ‘Jagen, verzamelen, opvoeden.’ Ze bezocht wereldwijd verschillende volkeren die er een andere opvoedingsstijl op nahouden en hoopte ervan te kunnen leren. Haar peuterdochter nam ze mee. Tot haar verbazing zag ze hoe kinderen bij de Inuit in het Noordpoolgebied, de Maya in Mexico en de Hadzabe in Tanzania uit zichzelf meehielpen met huishoudelijke dingen. Niks ‘ruim je kamer op, hoe vaak moet ik dat nog zeggen’. De Inuit vonden dat ze te veel op de lip van haar dochtertje zat. ‘Dat kind moet jou spuugzat zijn, daarom misdraagt ze zich’, zeiden ze. Er was domweg geen tijd om allerlei ‘leuke dingen’ met hun kinderen te ondernemen, ‘opdat ze zich maar niet zouden vervelen’. Jonge kinderen willen heel graag meehelpen. Onze fout is – dit is een conclusie van mezelf – dat we huishoudelijke dingen tien keer zo snel zelf doen en al dat zogenaamde meehelpen stoort alleen maar. Ik voelde me al snel schuldig als mijn zoon van vijf zeurde dat hij zich verveelde. ‘Bedénk dan iets!’ riep ik dan, omdat ik geen zin had om iets met hem te doen. Ouders zouden vaker hun mond moeten houden en hun kinderen hebben hen echt niet nodig om zich te vermaken, schrijft Doucleff.

 

Mijn moeder liet me al aardappelen schillen toen ik zes jaar was. Evenals bessen rissen, afwassen en boodschappen doen. Ik ben er niet minder van geworden, maar ik herinner me wel dat ik het een inbreuk vond op mijn vrije tijd. En dat ik toen al dacht: dat hoeven mijn kinderen later nooit! Het is toch goed gekomen met ze, al was ik vaak niet consequent en te chaotisch. Mijn zonen koken de sterren van de hemel, ze verschonen luiers, brengen hun kinderen naar bed en spelen met ze. Voor mijn dochter, die in de gezondheidszorg werkt en in haar eentje drie kinderen opvoedt, heb ik grenzeloos respect. Als er iemand van aanpakken weet, is zij het wel. Toch ben ik blij dat destijds niet het hele dorp zich bezighield met hoe ik mijn kinderen opvoedde. Als mijn moeder het niet kon laten iets bemoeierigs te roepen, was ik er als de kippen bij om te zeggen dat het MIJN kinderen waren. Toch… ik heb zelf gezien hoe kinderen in Zambiaanse dorpjes water haalden voor een zieke tante, of met hun jongere broertjes en zusjes rondsjouwden en zonder morren meehielpen met wat er nu eenmaal gedaan moest worden.

 

Het kerngezin, met vader en moeder, is een van de meest niet-traditionele structuren die er wereldwijd bestaan. In andere culturen wordt het werk gedeeld met opa, oma, tante, de buurvrouw. Niet met het hele dorp. Dat moet een stuk minder uitputtend zijn dan hoe het in het Westen gaat. Ik wil dat boek van die mevrouw toch wel lezen, want je pikt altijd iets zinvols mee uit een andere cultuur.

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel