‘Dat juist jullie zo’n dochter hebben’

 

Een reünie is natuurlijk gewoon een grote etalage, maar als jouw etalage wat uitleg behoeft, kun je er behoorlijk tegenop zien. En terecht. Bleek onlangs bij May.

 

We hebben een familiereünie. Dat is niet mijn hobby. Op een praktische locatie staand van een taartje happen, voor iedereen net te weinig tijd hebben is niet iets waarvan ik denk: joechei, wanneer mogen we. Bovendien is een reünie een grote etalage. ‘Hoe gáát het met je?’ wordt gevolgd door een ‘Wat doe je nu?’ en daarna gaan we in een streep door naar de kinderen. Ik ben apetrots op mijn gezin, maar onze etalage behoeft wat uitleg en om nou als ware ik op een speeddate aan elke oudtante en verre nicht uit te leggen wat er met ons oudste meisje is en alsof we in een emotionele centrifuge zitten te vertellen wat dat zoal met ons doet, mwah.

 

Maar hé, we gaan. Ik vind het ook leuk om mijn geliefde eindelijk eens mijn ooms te laten zien die zo vaak onderwerp van gesprek zijn. En mijn kleurrijke neven. Bovendien willen mijn ouders graag met hun kleindochters pronken dus ik koop voor elk meisje een blauw-wit gestreept jurkje met een blauw kraagje, ik vlecht hun haren extra mooi en als een kleine Von Trapp-familie tijgen we naar het midden des lands.

 

Ondertussen hapt ze gretig van haar taartje, dat heeft ze zo te zien vaker gedaan

 

Ik praat met mijn tante die me een heerlijk verhaal vertelt over mijn oma. Mijn neef heeft zulke grote, knappe dochters dat ik een voor hun mooie moeder aanzie. Dan komt een achternicht aangestiefeld. Ik heb haar in geen jaren gezien maar vroeger logeerden we wel eens bij elkaar. Ze was beeldschoon en immens slank. Het heeft er alle schijn van dat zij wél heel erg van reünieën houdt. Ze zít er op. Daar gaat ze hoor. In standje monoloog. Nog steeds met dezelfde man. Heel gelukkig. Hij heeft een hele goede baan. Maar echt een héle goede baan. En ze hebben een oprit voor de deur. Met twee parkeerplekken. Twee! En daar, kijk daar, achter oom Henk, daar spelen haar jongens. Allebei ontzettende volleybaltalenten. Of ik dat wist. Een is zelfs in beeld bij het Nederlands Elftal. Leuk he. Ondertussen hapt ze gretig van haar taartje. Dat heeft ze zo te zien de afgelopen jaren vaker gedaan.

 

Dan komt kleine Flo langs gesjeesd. Ze slaat haar armen om mijn rechterbeen en gaat dan naar mijn geliefde die iets verder op een stoel zit. Reünies. Ook niet haar hobby.

 

Mijn achternicht volgt mijn meisje met haar blik. Haar vork met het laatste hapje geglazuurd marsepein binnen hapbereik. ‘’t Is me toch wat hè. Dat twee zulke creatieve mensen die zoveel met taal bezig zijn (ah, ze bedoelt mijn man en mij) dat uitgerekend jullie, zo’n dochter moeten hebben krijgen…’

 

Ik ben even uitgeschakeld. Ik wil heel veel zeggen. Dat Flo creatiever is dan mijn man en ik bij elkaar maal duizend. Dat zij juist ontzettend bij ons past. Dat ik geloof dat je het kind krijgt dat je aankunt. Weet je wat ik me afvraag? Hoe het toch kan dat dat beeldschone, ranke meisje van vroeger zo’n zelfingenomen tientonner is geworden.

 

Dat. Dat wil ik allemaal zeggen. Maar ik denk aan de wijze woorden van mijn collega H. Maak het klein en gooi het weg. En dat doe ik. Heel, heel ver weg. En de volgende reünie kan ik niet. Dan komt de loodgieter. Ofzo.

 

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach