Truus
Miloe: Ik hou van mensen die gewoon durven, die niet nadenken of ze iets wel of niet kunnen. Makkelijk voor ze, die mensen hebben geen Truus.
Ik noem haar Truus. Truus woont in mijn hoofd. Ze is van het zeurende soort, zo iemand die altijd van het slechtste uitgaat. Ben ik enthousiast over een idee, dan zegt zij: ‘wat stom. Dat gaat zeker mis. Jij kan dat niet.’ Truus is nogal dominant aanwezig, misschien houd ik daarom van mensen zonder Truus. Zoals schrijfster Griet op den Beeck, die ik laatst hoorde zeggen: ‘wie echt wil en durft, kan alles.’ Of de ondernemer die tijdens een interview stelde dat iedereen miljonair kan worden. ‘Als je maar gelooft in jezelf en bereid bent hard te werken.’
Mensen zonder Truus geloven dat het leven maakbaar is, hebben lef en daadkracht. Allemaal doen ze eerst en denken daarna, springen in het diepe en constateren als ze boven komen dat ze hun neus niet dicht hadden geknepen. Bij mij is het andersom. Ik blijf samen met Truus bibberend aan de kant van het zwembad staan. Met mijn neus dicht.
Ik mompel dat ik het zo fijn vind in mijn hoofd. Mijn coach kijkt me aan. ‘Fijn of comfortabel?
‘Wat maak jij er een verhaal omheen,’ zegt mijn coach als ik vertel over mijn twijfels. ‘Ga eens oefenen met doen, ervaren, de dingen nemen zoals ze zijn. Ga uit je hoofd.’ Ik hoor Truus sputteren en mompel ‘ik vind het zo fijn in mijn hoofd. Hij kijkt me aan. ‘Fijn of comfortabel?’
Een dag later word ik gebeld voor een grote klus. ‘Ja dat is goed!’ roep ik overmatig enthousiast zodat Truus geen kans krijgt om te zeuren over geen tijd en te druk. Ik verstuur direct erna een offerte met een flinke uurprijs en doe iemand anders een brutaal voorstel. Als ik tevreden achterover wil leunen gaat de telefoon. Een boze geïnterviewde. Ze verwijt me een pijnlijke fout in een artikel. Ik schrik, zoek het uit en ontdekt dat ze gelijk heeft. Koren op de molen van Truus. Ik graaf in mijn geheugen, hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Truus wil dat ik me de rest van de dag ga zitten schamen. Ik stop met piekeren, bel de geïnterviewde terug en bied mijn excuses aan. Truus druipt af.
De echte Truustest komt na een emotionele avond op de school van mijn kinderen. Ik wil de leerkrachten een hart onder de riem steken en voor Truus er iets van kan vinden, opper ik mijn idee. Andere ouders reageren enthousiast. Denken mee. Het plan wordt serieus. En dan krabbelen de eerste mensen terug: druk, werk, kind. Truus schotelt me een plaatje voor van mezelf op een verlaten schoolplein. Van juffen die het een belachelijk initiatief vinden. Ik denk erover het af te blazen als een Truusloze moeder belt. Vol vuur slaat ze spijkers met koppen. De volgende ochtend staan er ruim twintig ouders op het schoolplein. Met kaarten, bloemen, chocola. Als we de juffen overvallen, schieten ze vol. Er zijn complimenten, berichten dat ze zich zo gesteund voelen.
Dat weekend gaan we naar een zwemparadijs. Eindeloos vaak ga ik van alle glij- en wildwaterbanen. Zonder mijn neus dicht te knijpen. En Truus? Die bleef thuis.