Mijn zus heeft een heel andere moeder gehad dan ik
Hoewel Sanne en haar zus dezelfde ouders delen was hun opvoeding zeker niet hetzelfde.
Als ik de lift uitloop, zie ik haar al in de verte zitten in de eetzaal. Maar van haar fiere houding is niet veel meer over; ze hangt een beetje scheef in haar rolstoel. Sinds mijn moeder een herseninfarct kreeg, moet ze revalideren in een kliniek. De linkerkant van haar lichaam is aangedaan, maar ze kan inmiddels gelukkig weer haar hand en been bewegen. Dat zorgt ervoor dat ze zich straks in ieder geval een beetje kan redden in huis. Want dat is het doel: dat ze zo snel mogelijk teruggaat naar haar eigen woning.
Van een afstandje kijk ik naar haar en heb nog steeds geen medelijden of verdriet om wat haar is overkomen. Al die weken dat ze hier zit, hoopte ik dat ik iets zou voelen voor de situatie waarin zij zich bevindt. Blijkbaar heb ik mijn gevoel voor haar zo ver weggestopt dat het me, zelfs nu ze als een wrak in haar stoel zit, niet zoveel doet. Eigenlijk schrik ik ervan, want ze is wel mijn moeder.
Ik ben de oudste van drie. Een gewoon gezin met een jongere zus en broer, een vader en een moeder. Met mijn vader had ik altijd een fijne en hechte band. We lijken ook echt op elkaar: we zijn niet zo uitgesproken, zijn zacht van karakter en hebben allebei een hekel aan ruzie. Mijn moeder en mijn zusje daarentegen zijn nogal uitgesproken types en gaan graag de confrontatie aan. Geen wonder dat zij dan ook echt vier handen op een buik waren. Zolang ik me kan herinneren, hunkerde ik naar dezelfde goedkeuring die mijn zusje als vanzelfsprekend van mijn moeder kreeg.
Maar die kwam nooit. Ik was te dik, te lui, te dom. Nee, dan moest je mijn zusje zien met haar atletische lijf, goed in alles wat ze deed. Ze speelde op hoog niveau competitievolleybal en haalde ondertussen altijd goede cijfers op het vwo. Ik had daarentegen moeite om de mavo door te komen.
Waarom mijn moeder altijd zocht naar de competitie tussen haar dochters, begreep ik nooit zo goed. Maar dat mijn zusje in haar ogen veel beter was dan ik, was me – zo jong als ik was – echt wel duidelijk. Hoewel ik in mijn jeugd hunkerde naar haar goedkeuring, raakte dat een beetje naar de achtergrond toen ik zelf kinderen kreeg. Dit was mijn kans om het anders te doen. Tot in het extreme zorgde ik ervoor dat mijn zonen hetzelfde kregen in aandacht en spullen, want ik wilde absoluut niet dat de een zich minder voelde dan de ander. Ik was net zo trots op het vmbo-t diploma van de een als op het gymnasiumdiploma van de ander. Waar de een heel goed was in pianospelen, was de ander weer een ster in het bakken van appeltaart. Alleen stak ook hier mijn moeders competitiedrang de kop op, en prees ze mijn ene zoon altijd ten koste van de ander de hemel in.
Een vriendin van me drukte ooit de vinger op de zere plek door te stellen dat ik een heel andere moeder had dan mijn zusje, en ik kon niet anders dan haar gelijk geven. Maar toen ik daar na lang nadenken eindelijk met mijn moeder over durfde te praten, kwam ik echter van een koude kermis thuis. Ze vond dat ik grote onzin uitkraamde. Natuurlijk maakte ze geen verschil tussen haar kinderen; we hadden toch zeker dezelfde opvoeding gehad? Het idee alleen al vond ze bespottelijk. Had ik niet te veel zelfhulpboeken gelezen?
Die opmerking deed me zo’n verdriet. Het was pijnlijk dat ze wederom geen oog had voor hoe ik me voelde. Ze zag me niet, niet echt. Omdat de band met mijn vader mij dierbaar is en ik mijn kinderen wel een familie gunde, heb ik uiteindelijk niet met mijn moeder gebroken, maar ik kwam nog maar mondjesmaat bij mijn ouders. Ik had het druk met mijn eigen gezin, mijn werk en mijn vrienden, die ik als mijn nieuwe familie beschouw.
En nu zit ze daar, in dat verzorgingshuis. Hoewel er van haar fiere houding niets meer over is, is haar koude blik naar mij gebleven. Zelfs nu mijn eigen moeder zoiets afschuwelijks is overkomen, houd ik me uit zelfbescherming op de achtergrond, mij zal ze niet meer raken. Mijn zusje heeft de regie over wat er allemaal moet gebeuren voordat onze moeder weer naar huis en naar mijn vader kan. ‘Want dat kan je zus natuurlijk zo goed’, zei mijn moeder toen ik er laatst was. Om mezelf te beschermen, zei ik maar niets en bemoei ik me nergens mee. Dan kan ik het tenminste ook niet verkeerd doen.