‘Mijn schoonmoeder wil over haar graf regeren’
Dat de schoonmoeder van Pien haar nooit echt geaccepteerd heeft, daar kon ze wel mee leven. Maar nu heeft hun relatie een nieuw dieptepunt bereikt.
‘Al vanaf de eerste keer dat ik door mijn vriend Joost aan mijn schoonouders werd voorgesteld voelde ik meteen dat ik nooit een goede relatie met mijn schoonmoeder zou krijgen. Ze vond mijn tatoeages ‘bijzonder’ en toonde verder eigenlijk weinig interesse in wie ik was en wat ik deed. Mijn schoonvader bleek een heel leuke man die wel doorvroeg naar mijn leven. Ik zie nog het gezicht van mijn schoonmoeder toen Joost zijn arm om me heensloeg en me een kus gaf. Het was een ijskoude blik en die is eigenlijk nooit meer verdwenen.
Voor mijn gevoel heb ik echt mijn best gedaan om door haar geaccepteerd te worden. Als ze weer eens aan tafel een verhitte discussie wilde voeren, liet ik het wel uit mijn hoofd om mijn mening te geven. Want voor je het wist had je ruzie met haar en was de gezelligheid omgeslagen in een dreigende sfeer die de rest van de avond kon duren. Joost snapte mijn frustratie wel als we het erover hadden, maar dan zei hij altijd dat ik het me niet zo aan moest trekken. ‘Ik kies voor jou en daar moet ze maar aan wennen’, zei hij.
Alleen maakte ze het ons de afgelopen jaren soms wel heel moeilijk. Nooit had ze rechtstreeks commentaar op mij, maar altijd via Joost, die natuurlijk helemaal niks kon met haar valse opmerkingen. Het eten dat ik voor haar klaarmaakte was te goedkoop, ik voedde onze kinderen verkeerd op of ik gaf te veel geld uit aan onzin. Je kan het zo gek niet bedenken of ik deed het niet goed. Het maakte me klein en onzeker met als gevolg dat Joost en ik besloten om een tijdje geen contact met zijn ouders te hebben. Tot groot verdriet van de vader van Joost.
Maar toen werd Joosts vader ongeneeslijk ziek en kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om die arme man, die wel altijd zo warm en aardig voor me was, niet te bezoeken. Tot aan zijn dood bleven we komen en slikten we de onzinnige kritiek van mijn schoonmoeder. Maar na zijn overlijden was er helemaal niemand meer die haar corrigeerde, en voelde Joost zich min of meer gedwongen om contact met haar te houden. Ze was nu alleen en had alleen ons nog. Maar in plaats van toenadering te zoeken werden haar gemene aanvallen op mijn persoon alleen maar erger.
Een paar weken geleden vroeg ze of Joost alleen bij haar wilde komen eten, zonder mij. Ze moest wat financiën bespreken en ze vond dat dat mij niet aanging. Prima hoor, dacht ik nog. Wat kan mij het schelen wat ze met haar geld doet. Voor mijn part geeft ze alles weg want ik wil het niet hebben. Het is besmet met haar jarenlange hetze tegen mij en ik wil er niets mee te maken hebben.
Toen Joost thuiskwam bleek dat ze tegen hem had gezegd dat ze mij wil onterven. Ze moest er niet aan denken dat ik na haar dood haar geld uit zou gaan geven. Die gedachte kan ze niet verdragen en daarom wil ze van Joost zeker weten dat hij zijn erfenis na haar dood niet met mij zal delen. Joost vond dat zo’n absurde vraag dat hij maar is opgestaan en weggelopen.
Onbegrijpelijk vind ik het dat ik blijkbaar zo’n weerstand bij die vrouw oproep. Ik heb haar werkelijk nog nooit een strobreed in de weg gelegd en eigenlijk alleen maar heel veel van haar gepikt. Maar nu is de maat vol en kan ik het niet langer meer opbrengen. Als Joost vindt dat hij uit plichtsbesef nog naar zijn moeder moet dan is dat maar zo. Ik vind het alleen maar te prijzen dat hij een oude vrouw niet in de steek wil laten. Mijn schoonmoeder had alles kunnen hebben: de zorg, liefde en gezelligheid van het gezin van haar zoon. Maar nu zit ze alleen en verbitterd in haar grote huis. En eerlijk gezegd gun ik haar dat van harte.’