‘Mijn man zit met een depressie thuis en ik hou het niet langer vol’
‘Er is geen lol meer thuis. Tom is de liefde van mijn leven, maar hij is veranderd.
Hij is niet meer dezelfde als vroeger: hij heeft het momenteel heel zwaar met zijn depressie en zijn burn-out. Ook heeft hij last van paniekaanvallen en faalangst: hij voelt zich in zijn carrière in de autobranche een ware mislukking.
Hij komt er ook amper nog uit, uit ons huis. In bed ligt hij niet, hij zit op de bank. Veel met zijn telefoon, kijkt ook wat series op televisie. Maar werken kan hij niet meer. En met iemand afspreken ook niet. Hij klaagt de hele dag door, want volgens zijn psycholoog zou dat juist helpen. In principe hoor ik dus de hele dag negativiteit: ‘maar dit lukt me niet, hier heb ik geen puf voor, ik kan dit niet aan.’ Het is een hele vermoeiende situatie, want natuurlijk hou ik nog van hem, maar het is beslist niet gezellig in huis. Het is ook geen liefdevolle relatie meer te noemen: we leven samen en ik zorg voor hem. Er is geen fysiek en ook geen mentaal contact, zoals we ooit hadden. Het is puur zakelijk en oppervlakkig. We doen weinig leuks samen want dat kan hij nu niet aan. Hij is moe en stil, zegt eigenlijk niets positiefs en het glas is altijd half leeg. Wat doe je dan als partner? Want geloof mij: ik weet natuurlijk dat het voor hem ook geen leuke tijd is en dat een depressie heel zwaar is. En een burn-out ook. Maar denk ook eens aan de persoon die met zo iemand in huis woont? Die met een partner moet leven die dit meemaakt? Ook dat is niet makkelijk. Het is zelfs verdomde moeilijk, merk ik, hoe langer het duurt. We zijn nu al vijf maanden verder en er is geen uitzicht op betere tijden.
De eerste weken besprak ik alles met hem en beurde ik hem op met goede peptalk. Misschien kun je dit nog eens proberen? Misschien kun je die vriend nog eens bellen voor een afspraak? Vraag de buurman anders om goed advies? Maar hij wil steeds minder en ik heb er steeds minder kracht voor. Ik weet niet meer zo goed hoe ik moet reageren op alles wat mislukt in zijn ogen. Hij vindt zijn baan een flop, zijn onderneming komt maar niet van de grond en daarmee worden zijn dromen geen werkelijkheid. Het echte leven valt hem gewoon tegen op deze leeftijd. Hij vindt de band met zijn kinderen niet goed, want ja, hij is een waardeloze vader. Hij is er ook niet voor zijn vrouw. Hij is niemand, heeft geen echte vriendschappen, heeft geen echt vermogen opgebouwd, doet niets bijzonders. Zo ziet hij dat. Hoe kun je iemand weer laten lachen? Hoe kan hij weer net als vroeger worden, die leuke, enthousiaste man met een sprankel in zijn ogen? Ik wil hem echt helpen, maar ook mijn koek is bijna op. Heel soms, heel stiekem, denk ik er even aan hoe het zou zijn zonder hem, zonder deze last. Dat ik gewoon ergens in een schattig klein huisje op mezelf woon. Wat een rust, denk ik dan. Maar natuurlijk verlaat ik hem niet vanwege zijn depressie. Of nou ja, nu in ieder geval nog niet. Laten we hopen op betere tijden.’