Melancholie

 

‘Hoe noem je dat gevoel ook alweer, mam, dat je krijgt als je door oude spullen en foto’s gaat?’ vraagt mijn middelste.

 

 

 

‘Het is iets dat jij een moeilijk gevoel vindt.’

 

Melancholie, ik had ‘t in een keer goed. Het klopt dat ik dat een moeilijk gevoel vind.

 

Nostalgie, dat is leuk. Dat is blij worden van tijdschriftencovers uit de jaren zeventig. Van het vinden van datzelfde koekblik dat je oma had op een rommelmarkt. Van het meezingen met Billy Joels Piano Man als je in de auto per ongeluk afstemt op zoiets als Radio 10. Van het bladeren door schoolagenda’s, van het snuffelen in de speelgoedkast in je ouderlijk huis.

 

Melancholiek word ik als ik door Leiden struin, de stad waar ik opgroeide, en zie dat De Koets, de discotheek (club zou je tegenwoordig zeggen) waar ik vele eendagsvliegen en die ene grote middelbare-schoolliefde opdook, tegen de vlakte is geslagen om plaats te maken voor lelijke huurwoningen.

 

Melancholie overvalt me als ik tijdens een grote opruimbeurt in de kelder de eerste veterschoentjes van mijn oudste achter een stapel dozen vandaan vis. Als ik de omgekrulde zwart-witfoto’s vind waarop ik mijn ouders, die inmiddels alweer twintig jaar zijn gescheiden, lief naar elkaar zie lachen.

 

Melancholie gaat altijd over de dingen die voorbij zijn, verdwenen en daarmee ongrijpbaar zijn geworden. Ik vind het geen aantrekkelijke emotie, omdat het me confronteert met ouder worden. Al kan ik me goed herinneren dat ik er ook als kind al last van had. Mijn ouders deden daar altijd lacherig over. ‘Esther vond vroeger alles beter’, pestten ze me regelmatig. Dat was het toen niet en is het nog steeds niet. Het is meer dat het me treurig stemt dat sommige dingen die je liefhebt alleen nog in herinnering voortleven.

 

Toen ik laatst aan het hardlopen was en daar de stimulerende beat van de playlist van mijn oudste bij opzocht, kreeg ik via mijn oortjes een rare sensatie. Midden tussen de hiphop, dance, geremixte jarenzeventigdisco en de betere singer-songwriters was daar ineens Ons Dorp, van Wim Sonneveld. Van mijn kruin tot mijn tenen sprongen de haartjes in de kippenvelstand. Wat je noemt een reflex, het ging vanzelf want zo’n sucker voor dat lied ben ik niet. Wat ik zo vreselijk lief en aandoenlijk vond was dat mijn twintigjarige zoon, een grote sterke beer die nogal onverstoorbaar door het leven deint, blijkbaar een zwak heeft voor deze klassieker. Een lied dat gaat over de tragiek van de dingen die voorbijgaan om nooit meer terug te keren. Tijdens het rondje park luisterde ik met gespitste oren naar de tekst die Sonneveld voor het eerst zong in 1970.

 

De dorpsjeugd klit wat bij elkaar


In minirok en Beatle-haar en joelt wat mee met beat-muziek


Ik weet wel het is hun goeie recht


De nieuwe tijd, net wat u zegt


Maar het maakt me wat melancholiek

 

Snapte mijn jongen eigenlijk waar het hier over ging? Beatle-haar en beat-muziek?? Nou ja, aan de andere kant, het klonk als Beatles en daar zijn alle drie mijn kinderen nogal dol op. Zodra ik thuis was appte ik hem. Ja, hij vond het een mooi lied. De Amsterdamse Grachten, dat vond hij eigenlijk nog mooier. Suikerzoet sentiment, edelkitsch zou een cynicus kunnen zeggen, maar ruim een halve eeuw na dato ging Sonneveld er nog in als koek. Ook bij de jeugd van tegenwoordig. Ik vond het een fijne nostalgische gedachte.

 

 

 

Door: Esther Goedegebuure