Liefs van Tineke

 

Daar ben ik weer. U heeft inderdaad een tijdje niets van me gehoord, dat klopt. Ik ben namelijk ziek. 

 

 

 

En nee, geen burn-out. Was het maar waar. Hoewel ik weet hoe vervelend dat is. Hoe je tot niets meer komt, en hoe je… ach, laat ook maar. Ik heb namelijk geen burn-out, ik heb gewoon kanker. Zo, dat is eruit.

 

Met kanker loop je niet zo snel te koop, merk ik. ‘Alles goed?’ roepen mensen op straat. En ik brul geheel naar verwachting: ‘Ja hoor.’

 

‘Hoe gaat het?’ appen mensen die ik al wat langer niet gesproken heb. Of: ‘Alles oké?’

 

En ik app trouw terug: ‘Ja hoor. Bij jullie ook?’

 

En waarom ik er niet mee te koop loop? Ik weet het niet precies. Want ik schaam me er niet voor. Niemand krijgt borstkanker als gevolg van misdragingen, of door het negeren van regels, of het niet opvolgen van adviezen. En toch… In tijden van elkaar overal op aanspreken, vooral op sociale media, en het daarna soms ten onrechte cancelen van mensen, merk ik dat ik maar liever geen reacties van anderen uitlok. Ik moet er niet aan denken dat zo’n achterlijke trol dan roept: eigen schuld, je schrijft ook zulke stomme stukken. Of dat mensen op verjaardagen zeggen: Tsja… je lustte vroeger wel een wijntje, hè.

 

Of: Jij rookte zo’n 20 jaar geleden toch ook nog?

 

Want geloof me: ik stel mezelf die vragen wel tijdens de nachten dat ik wakker lig. Hoe kan het nou dat ik tóch kanker bleek te hebben? Dat eerst iedereen riep dat ik me geen zorgen hoefde te maken? Dat het niets ernstigs was, alleen maar een laaggradig voorstadium. En dat ze me zelfs vroegen om mee te doen aan een wetenschappelijke studie om aan te tonen dat vrouwen tegenwoordig waarschijnlijk over-behandeld worden bij borstkanker.

 

Dat dat een halt toegeroepen moet worden, en dat ik me dus niet moest laten behandelen om aan te tonen dat dat gewoon kon! En dat alles van mij in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis toen opnieuw bekeken werd, en dat zij daar juist vonden dat het helemaal geen laaggradig voorstadium was. En dat ik toen alsnog geopereerd moest worden, en ook nog eens allang invasieve kanker bleek te hebben. Dat er vijf centimeter om een tumor heen is gesneden en dat ik toen nóg niet schoon was. En dat ik nu dus nog een keer geopereerd moet worden, voordat er gestart kan worden met de bestralingen en eventuele aanvullende behandelingen. Hoe kan dat nou allemaal?

 

En hoe kan het dat ik bang ben dat ik het niet ga redden door mijn tekortkomingen? Dat ik overal lees dat je moet “vechten” tegen kanker, maar dat ik niet weet hoe dat moet? Dat ik elke keer weer stomverbaasd en bang ben als bij een nieuwe uitslag de situatie wéér erger blijkt te zijn? Dat ik telkens denk te weten wáár ik tegen moet vechten, en als ik dan wil starten is het toch weer helemaal anders en raakt mijn vechtlust een beetje meer op.

 

En hoe vecht je eigenlijk tegen kanker?

 

Moet ik ermee in gesprek? Ga ik het weg-mediteren? Schrijf ik het op een briefje en gooi ik dat in een vuurkorf? Of vertrouw ik op de behandelingen van artsen die er steeds naast zitten?

 

En mag ik nog een keer zeuren om het me allemaal nog eens uit te laten leggen – om zo een weloverwogen beslissing te nemen over mijn behandeltraject – terwijl ze het in de zorg al zo druk hebben? Is dat niet hartstikke asociaal?

 

En is dat uitstel dan geen afstel? Ben ik dan niet te laat? Want wat doet dat eiwit nou precies waar mijn kanker gevoelig voor schijnt te zijn, en dat aanzet tot snellere groei?

 

Kunnen we dat proces stoppen, alsjeblieft?

 

En waarom heeft niemand eigenlijk nog naar de wonden gekeken na de eerste operatie? Terwijl ondertussen mijn huid losliet omdat iemand er gewoon nog acht hechtpleisters overheen had geplakt, zodat de nabloeding stopte en ik lekker naar huis gestuurd kon worden. De volgende dag bellen ze je dan wel even op om te vragen hoe het gaat.

 

Ehhh… behalve als je op vrijdag naar huis mag. Dan bellen ze je maandag pas.
En bij de nacontrole kwam de chirurg (in het bijzijn van allerlei vreemden) alleen maar met de ellendige uitslagen van de patholoog. Maar er is niemand geweest die vroeg hoe ik me voelde, of hoe het met mijn wonden ging. Niemand die in de gaten had dat er een mens vastzat aan dat gevalletje “lastige kanker”. En ik stond voor ik het wist weer buiten met een zak ellende onder mijn arm.

 

Ik voel me nu eigenlijk net een auto die steeds weer op de brug gegooid wordt, terwijl ik mezelf steeds rijper voor de sloop begin te voelen. En ik probeer op de officiële sites, met betrouwbare informatie, nog wat licht in de tunnel te zoeken, maar ook dáár werken helaas de beroemde algoritmes. Ik kan dus geen vakantiehuisje meer zoeken, om straks weer een beetje bij te komen, of er komt een reclame doorheen van een lingeriewinkel met kanker-bh’s. Of van een kliniek voor plastische chirurgie, een pruikenmaker, een masseur (of andere “verwenner”), of een uitvaartverzekeraar.

 

En dan denk ik: rot op! En ik flikker mijn cookies er maar weer uit.

 

Op mijn laptop dan.

 

In mijn hoofd wil dat nog niet zo lukken.

 

En je moet er open over zijn als je een platform tot je beschikking hebt, zegt iedereen. Om eenzame mensen die er ook mee kampen (en die misschien niemand hebben om erover te praten) een hart onder de riem te steken.

 

Nou, bij dezen dus. Ik weet nu hoe het voelt.

 

Maar ik weet gelukkig ook hoe het voelt als je je (h)erkend en gesteund voelt hoor. Dat wel!

 

Ik heb ook veel lieve familie, vrienden, collega’s, artsen en verpleegkundigen om heen, die me overspoelen met de allerbeste (en allerliefste) zorg, steun, liefde, hulp en bloemen.

 

En, o ja! Ik heb net ook gehoord dat alle weggehaalde lymfeklieren schoon waren. Pffffff.

 

Eigenlijk heb ik dus niks te klagen, vind ik zelf.

 

Maar ik doe het soms wel even. Want kanker is een k..ziekte. En een nog onbekende afloop voelt echt gruwelijk.

 

En als jij dit dus ook doormaakt: weet dat ik aan je denk en dat ik met je meeleef. Weet dat ook mensen die níet alleen zijn er dus vreselijk mee worstelen en bang zijn.

 

En als je het niet doormaakt: houden zo!

 

Liefs, en hopelijk tot snel weer.

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke