Kun je nog klagen, klaag dan mee

 

Een beetje klagen is goed voor je. Maar dit is waarom je het met mate moet doen.

 

Het is overal. Klagen. Over het weer. Over die collega die nooit koffie zet. Over de andere afdeling die je er altijd weer op moet wijzen dat zij corveedienst hebben. Of over die collega die altijd thuis “werkt” waardoor jij alle rotklussen die tussendoor opkomen, moet oplossen.

 

Klagen is niet gek en zo gek nog niet. Het schept een band (net als roddelen, ook zo’n heerlijk kwaad) en als je het goed aanpakt, kun je problemen inzichtelijk maken. Waar ‘we’ wel voor moeten oppassen, zegt hoogleraar psychologie en gepromoveerd op klagen Kowalski, is dat we niet in een negatieve spiraal belanden. Samen klagen lijdt al gauw tot een algehele moppercultuur waarbij je alles negatief uitlegt en uiteindelijk in een vervelende sfeer op kantoor belandt. En daar heb je dus alleen maar jezelf mee.

 

Wat moet je doen als er klagers om je heen zijn?
Kap ze niet af. Want klagers willen klagen. Vraag wat er precies aan schort en hoe zij denken het op te lossen. Misschien kom je samen wel tot een goede oplossing en anders zal de klager ook inzien dat het voor de leidinggevende niet makkelijk is om alles zomaar op te lossen. 

 

 

Blijft de klager klagen? Of vind je zelf ook wel dat het glas bij jou altijd bijna leeg is? Bind dan een bandje om je pols en wissel hem van pols elke keer dat je klaagt. Zo zie je hoe vaak je met negatieve gedachten bezig bent en misschien zet dat je aan om je gedachten te keren. 

 

En heb je een RSI van het polsbandje wisselen, moet je maar denken dat klagen en onze klachten volgens professor Kowalski allemaal eerste wereld problemen zijn. Dus zo erg hebben we het niet. En kijk eens naar buiten. Het is bijna lente. 

 

 

 

Door: Pleuntje van der Horst