Kind aan huis, of zelfs ín huis?
Weet je nog, dat je vroeger aan iemand kon vragen wanneer hij naar zijn werk moest? En dat het antwoord dan gewoon was: elke dag.
Maar tegenwoordig is de vraag wanneer iemand mág. Op welke dagen mag jij deze maand naar het pand komen dat je baas kocht of huurt om jou je werk te laten verrichten, zodat hij of zij een boot kan kopen? Zoiets!
En dat is logisch in virustijd, maar niet altijd handig.
Datzelfde geldt ook voor uit huis gaan. ‘Wanneer ga jij eens op jezelf wonen?’ was vroeger een doodnormale vraag aan kinderen. Maar tegenwoordig hebben die mensen met die boten alle huizen al opgekocht voordat een beginner kan gaan beginnen met denken aan een bod. Een huis is voor een starter dus niet meer te betalen.
‘Dan ga je toch huren!’, zou je vroeger dan geroepen hebben. Maar ook dáár is een klein probleempje ontstaan. Er zijn geen huurwoningen genoeg, en in verband met de hoeveelheden stikstof in de lucht mag er nu ook even niet meer worden bijgebouwd.
We zitten inmiddels dus allemaal klem in onze eigen, zorgvuldig opgebouwde luxe.
En nou hebben wij nog mazzel, want wij hebben hier de ruimte. Wij hebben dus een deel van onze woonruimte maar afgestaan aan onze dochter en haar vriend. Ze hebben zelfs een eigen ingang! Dus ondanks dat we allemaal op hetzelfde erf wonen, is ze nu toch min of meer het huis uit en dachten wij eindelijk op ons gemakkie de “oudjes” te kunnen gaan uitgangen.
Maar helaas… Ze verhuisde net iets te overhaast, omdat ze in quarantaine moest toen ze COVID-19 bleek te hebben. Whoep, weg was ze, nadat een arts in maanmannetjesoutfit haar maande om zich terug te trekken in het huisje dat nog nét niet helemaal af was.
Maar ach… er waren mensen met veel grotere problemen.
Toch liep het spaak toen ze weer aan het werk dacht te kunnen. Al maanden probeert ze, met nog altijd veel te weinig longinhoud, het werk in te halen dat eerder was blijven liggen op werk- , studie- en klusgebied.
‘Hoe bevalt je nieuwe stekkie eigenlijk?’, vroeg ik haar laatst, toen ik haar tegenkwam in de tuin.
‘Ik weet het nog niet,’ hijgde ze, ‘ik wóón er niet. Ik zie het meer als mijn nieuwe werkplek, omdat ik er veel te lange dagen zit buffelen met nog altijd veel te weinig puf.’
En toen hebben wij maar weer ingegrepen. (Ja, ouders blijven ouders, hè.) Omdat wij hier nog best veel ruimte over hebben, hebben wij maar weer een kamer voor haar ingericht in ons deel. Maar nu als kantoor! En nu gaat ze elke dag (in een oude joggingbroek) weer gewoon de deur uit naar haar werk! Ze komt dan langs mijn werkkamer, en verderop langs die van haar vader, en ze brengt koffie en gaat weer gezellig mee in ons woon-werkritme. Het lijkt wel een klein bedrijfje hier.
Maar toen ik net wilde gaan stofzuigen, kwam dat even niet uit. Ze zat namelijk in een belangrijke videovergadering, en lawaai was dus even niet gewenst.
Dan ga ik wel tuinieren, dacht ik toen. Maar dat was ook niet zo handig, want ik heb straks nog een afspraak met iemand. Dus voordat je dan weer gedoucht hebt, en zo.
En beneden bleek manlief aan de keukentafel te zitten met een meneer die óók al niet naar kantoor mocht.
Klem in mijn eigen huis dus!
Nou, dan ga ik wel buiten zitten met een boek, dacht ik nog. Ik vond het een goed excuus.
Maar helaas zat ik nog geen twee minuten buiten, toen het begon te regenen en nu zit ik dus tóch weer in mijn werkkamer. Terwijl ik allang klaar was met mijn werk!
Zal ik anders een kopje thee gaan drinken in het huisje van mijn dochter?
Of zou ik me daar dan weer moeten bedwingen om niet te gaan afwassen en zo?
Twijfel, twijfel…