Om elf uur ga ik nog maar één kant op: richting bed

 

Hier, in het zuiden van Nederland, is het carnaval – al een paar weken. Vroeger trok ik rond elf uur ’s avonds richting binnenstad, maar tegenwoordig vallen rond die tijd mijn ogen al dicht…

 

 

 

Toen ik jong was, was elf uur een prima tijd om te vertrekken. Anders zat je tussen al die ‘jonkies’ en dat wilde je, als bijna-volwassene, natuurlijk niet. Er waren ochtenden dat ik rechtstreeks uit de kroeg even onder de douche sprong en naar school ging.

 

Maar ook toen ik allang kinderen had, ging ik nog regelmatig op stap. Met carnaval was ik er alle dagen bij, geen evenement sloeg ik over: zonder mij geen feestje en iemand moest tenslotte het licht uitdoen. Ik had een fulltime baan, vier kinderen die van clubje naar clubje gebracht moesten worden, eeuwig volle wasmanden en altijd tijd tekort. En dan nog danste ik op zaterdagavond de gaten in mijn schoenen. Op vriendinnenavonden sloegen we fléssen wijn achterover om ’s morgens weer fris en fruitig (of nou ja, een beetje fris en fruitig) het ontbijt klaar te zetten.

 

Maar tegenwoordig zul je mij niet snel meer in de kroeg vinden. Op een zomers terrasje nog wel, maar zeker nu het winter is en de avonden koud en donker zijn, zit ik net zo lief lekker thuis. Kopje thee, boek erbij en ik ben helemaal tevreden. Mijn vriend pakt een biertje en schenkt voor mij een wijntje in. Muziekje op, de hond kruipt tegen me aan. Heerlijk. Ik wil helemaal niet meer naar buiten, en ik moet niet denken aan een kroeg vol dronken mensen. Laat mij maar lekker zitten. Van films zie ik meestal alleen de eerste tien minuten. Daarna vallen mijn ogen dicht om pas rond het einde weer open te gaan (veel films zijn eigenlijk best prima zo).

 

Mijn kinderen komen jaarlijks terug naar huis om in hun geboortestad carnaval te vieren. Alsof er een bom ontploft is: overal confetti, verkleedkleren, glazen van ‘t ‘indrinken’. Tegen de tijd dat zij eindelijk naar de stad gaan, verlang ik alleen nog maar naar mijn warme dekbedje. Als ik de hond uitlaat, hoor ik in de verte de dweilbands toeteren. Dat klinkt best leuk, maar voor mij hoeft het niet zo nodig. Ik draai me om en ga naar huis. Samen met vriend en teckel kruip ik in bed (waarbij teckel veruit de meeste plek inpikt). Morgen heb ik geen kater en hoef ik me niet af te vragen of ik domme dingen gezegd of gedaan heb.

 

Saai? Misschien. Maar ik ben er helemaal gelukkig mee.

 

Door: Irma van Schaijk