Ik voel me schuldig want ik heb geen verdriet om haar dood
Na de crematie van haar moeder hoorde Vera van haar familie dat ze haar zo krachtig vonden. Maar zij heeft er een heel ander gevoel bij.
‘Doodmoe ben ik als ik wakker word, ik herinner me flarden van wat ik gedroomd heb. Hoe ik als klein meisje voor de zoveelste keer door mijn moeder voor straf zonder eten naar bed werd gestuurd. Het eenzame gevoel dat ik had toen ik daar op mijn kleine kamertje op de grond tegen de deur zat. Niet begrijpend wat ik fout had gedaan. Niet een keer kwam ze naar me kijken. Zelfs niet toen ze zelf naar bed ging. Ik hoorde wel haar voetstappen langs mijn slaapkamerdeur gaan en ik hield mijn adem in of ze even naar binnen zou komen. Maar dat deed ze niet.
Het is een droom die ik de afgelopen week iedere nacht heb gehad, sinds ik door het verzorgingshuis werd gebeld dat ze was overleden. Mijn moeder woonde daar al een paar jaar. Ze was erg dement en kon niet meer voor zichzelf zorgen. Toen ze daar werd opgenomen was dat voor mij een bevrijding. Na al die jaren hoefde ik niet meer voor haar te zorgen, voor deze teleurgestelde vrouw die mijn moeder was, die haar wrok over hoe haar leven was verlopen op mij botvierde.
Ze werd onverwacht zwanger toen ze studeerde en mijn komst schopte haar glansrijke toekomst in de war. Mijn vader, een Canadees die een jaartje in Nederland studeerde, heb ik nooit gekend. Toen hij erachter kwam dat mijn moeder de baby wilde houden was hij volstrekt duidelijk dat hij geen rol wilde spelen in mijn leven.
Haar droom om arts te worden moest mijn moeder laten varen. De lange werkdagen waren niet te combineren met een kleintje voor wie ze in haar eentje de zorg had. In plaats daarvan ging ze werken als secretaresse op een kantoor. Het lijkt wel of door mijn komst al het leven uit haar verdween.
Ze wilde geen nieuwe liefde, want mannen waren toch niet te vertrouwen. We waren dus maar met zijn tweetjes. Daarom had ook niemand door hoe liefdeloos ik door haar werd opgevoed. Hoe koud ze kon zijn en hoe weinig ik van haar mocht. Heel af en toe kwam er een vriendinnetje mee uit school. Maar als zo’n meisje eenmaal bij mij thuis was geweest werd ik nooit teruggevraagd. Blijkbaar voelden ze wel aan dat er iets niet klopte.
Zelfs toen ik op de middelbare school zat werd ik door mijn moeder klein gehouden. Zo mocht ik alleen maar kleren dragen die zij voor me had uitgezocht en dan schaamde ik me zo als ik naar school fietste. Hoewel ik makkelijk had kunnen studeren, vond mijn moeder dat niet nodig. Ik mocht naar de meao en daarna kon ik gaan werken. Net als zij.
Het heeft jaren geduurd eer ik erachter kwam dat mijn jeugd niet normaal was. Eindeloos veel gesprekken had ik met een therapeut, om wat eigenwaarde te krijgen. Maar uit plichtsbesef bleef ik mijn moeder bezoeken en zelfs toen ik allang niet meer thuis woonde was er altijd kritiek. Ik kan me niet herinneren dat ze lief voor me was of dat ze vond dat ik iets goed had gedaan.
Toen ze eenmaal in het verzorgingshuis zat was ze al zo dement dat ik haar eerlijk gezegd helemaal niet meer herkende. De medewerkers in het huis waren gek op haar. Ze vonden haar altijd zo lief en tevreden. Ik knikte dan maar, wist er niet zo goed raad mee. Want mijn moeder was nooit lief en tevreden.
En nu is ze dood. Ik voelde me zo leeg toen ik in het crematorium naast haar kist zat. Voor de vorm had ik wat woorden op papier gezet. Want ik kon het ook niet maken om helemaal niets te zeggen. Na de plechtigheid noemden haar kennissen me sterk, ze vonden me dapper. Maar zo ervaar ik dat zelf helemaal niet. Zelfs tot nu toe heb ik nog geen traan gelaten. Ik voel geen blijdschap of verdriet. Maar dat ik helemaal niets voel bij haar dood vind ik erg verwarrend. Ben ik net zo koud en kil als zij?’