Ik ben over de uiterste houdbaarheids-datum
Mijn tanden zijn op. Afgesleten. Ik durf het niet hardop te zeggen, schrijven lukt nog net. Dit is echt het begin van het einde.
Ik ben officieel over de uiterste houdbaarheidsdatum. Vanmorgen zat ik de krant te lezen en voelde ik met mijn tong een raar ruw randje aan de achterkant van mijn voortanden. Toen ik daar met mijn vinger overheen ging bleven er flintertjes glazuur aan mijn vingertop plakken. Ik gilde als die keer dat ik dacht shampoo van de plank te pakken, maar in plaats daarvan in een dode muis greep. Ik ben een grote meid, alleen soms even niet. Ik zag het voor me: afbrokkelende stompjes in mijn mond, nooit meer lachen voor een foto (o nee, dat deed ik toch al nauwelijks), niemand die nog met mij wilde zoenen.
Natuurlijk kon ik niet stoppen met poeren en frunniken en friemelen. Als die klotetanden dan toch verlopen waren…dan maar gelijk met beitel en hamer verwijderen. Nee, natuurlijk niet. Ik kon het gewoon niet laten. Alles wat oneffen is, rafelig, bobbelig, ruw moet ik voelen. I am sick like that. Dus friemelde en frunnikte ik er op los en de stukjes tandglazuur bleven naar beneden regenen. Ik weet niet of ik al die tijd nog steeds aan het gillen was maar het zou me niks verbazen.
Toen mijn moeder veertig werd gaf ik haar een mooie kaart van een dame die boven op een wereldbol stond, met een been naar rechts. Net mooi op de helft plus een stap. Ik had die kaart uitgezocht in Palo Alto, waar mijn vader toen woonde. Op de kaart stond: ‘Congratulations! You are over the hill!’ Ik vond de kaart tof, mijn moeder niet. Ik snapte er toen niks van, nu iets meer. De humor is evident, maar dat het vanaf nu bergafwaarts zal gaan is soms even een ongemakkelijke waarheid waar je niet op zit te wachten.
‘Het wordt allemaal leuker vanaf je 40e, 50e, 60e!’ lees je zo vaak. ’50 is het nieuwe 30!’. Nou, het zal allemaal wel, maar als de tanden uit je mond vallen en je alleen nog maar aan een klapperend kunstgebit kunt denken, dan kunnen ze al die tegeltjeswijsheden ook ergens steken waar de zon niet schijnt.
Ik vind het ook fijn. Ouder worden. Ja, echt! Het meeste nog omdat ik niet meer zo miserabel in mijn vel zit als vroeger. Wat ik niet zo fijn vind is dat ik na drie wijntjes de volgende ochtend wakker word alsof er een kilometerlange goederentrein over me heen is gereden, dat het vel op mijn handen als je erin knijpt nog een poosje in dat model blijft staan, dat er rimpels in mijn bovenlip zitten zodat ik eruitzie als een aangekloven knaagdier, dat ik ‘theezakjes’ heb (woordkeuze: zoon twee), dat er grijze haren komen op plekken waarvan ik niet eens wist dat het mogelijk was, dat ik soms in geen enkele taal fatsoenlijk kan communiceren omdat ik de helft van mijn vocabulaire weer eens kwijt ben, en dus dat ik nooit meer noten kan kraken met mijn eigen tanden. Ik zie nu het kunstgebit van mijn opa voor me in de badkamer. Lekker aan het slapen in een glaasje water. Jongens: dit is geen toekomstmuziek, dit is geen voorlandsprookje: het is mijn keiharde heden.
Toen ik de tanden aan mijn man en kinderen liet zien, die al het geschreeuw niet hadden gehoord omdat ze met oordopjes op de bank zaten weet ik het wat te doen, kreeg ik te horen dat er niks te zien was en ik weer eens stevig met mijn hoofd in de overdrijffontein had gehangen.
Ook een keer gastcolumnist zijn op franska.nl? Mail je column (van maximaal 400 woorden) naar content@franska.nl. Als je column niet geplaatst wordt, ontvang je daar geen bericht over.