Ik bang dat corona onze vriendschap de das om doet
Het bracht me al eerder van de wijs, mijn omgang met de vriendin die niets wil weten van coronamaatregelen.
En het leidde al eerder tot wrevel tussen ons. De laatste keer dat we elkaar zagen was de middag na de eerste avondrellen en het had niet viel gescheeld of ook wij waren rellend uit elkaar gegaan. Afgelopen week zag we elkaar weer. En weer deden we allebei ons best om het niet ongemakkelijk te laten zijn en het zoveel mogelijk over andere dingen dan corona te hebben, wat lukte totdat het niet meer lukte en ze me vertelde wat ik nog niet van haar wist:
‘Ik ben principieel tegen mondkapjes en die weiger ik dan ook pertinent te dragen.’
‘Ook in de supermarkt?’
‘Overal. Dus ook in de supermarkt.’
‘En als ik je nou vertel dat er mensen zijn die je een groot plezier doet door dat mondkapje wél te dragen? Mensen die zich veiliger voelen als je ze het idee geeft dat ze door jou níet besmet kunnen worden? Heb je daar dan schijt aan? Kun je het niet voor die mensen opbrengen om je even over je recalcitrante gedrag heen te zetten?’
‘Ik weiger omdat het niet wetenschappelijk is aangetoond dat het helpt, dat dragen van een mondkapje.’
De gemoederen liepen hoog op tussen ons. Het liep uit de hand tussen ons. Ik noemde haar kinderachtig en ondoordacht, zei dat ik haar hoger had ingeschat dan iemand die in complottheorieën gelooft. Ik vroeg haar hoe ze erop kwam om het beetje wetenschap dat we inmiddels rondom corona hebben verzameld te ontkennen en intussen wel haar eigen waarheid te prediken – die net zomin wetenschappelijk onderbouwd is. Ik verweet haar dat deze hele verdomde crisis mede dankzij mensen zoals zij nog wel een tijdje zal duren en dat zij helemaal niemand helpt met haar gedrag.
Ze vroeg mij om erover op te houden – ‘zullen we het nu maar over iets anders hebben?’-, me niet met haar te bemoeien waar het dit aangaat, haar met rust te laten, haar de ruimte te gunnen om te geloven wat haar goeddunkt en niet zo hard te oordelen. Ze zei me dat ik bovendien he-le-maal niets zou bereiken met mijn tirade.
‘Je kunt nóg wel een half uur op me inpraten, maar ik ga toch niet van mening veranderen’, zei ze.
‘Nee, dat weet ik ook wel’, antwoordde ik.
‘Maar wat wil je verdomme dan van me?!’ schreeuwde ze.
Ja, wat wil ik van haar? Ik wil haar weer begrijpen zoals ik dat altijd deed. Weten dat ze één van ons is, zoals ik dat altijd wist. Ik wil het overal met haar over kunnen hebben, zoals ik dat altijd kon. En ik ben bang dat dat er niet inzit. Bang dat corona onze vriendschap de das om gaat doet en dat is wat ik niet wil. Ik wil dat het weer wordt zoals het was. Al ben ik bang dat dat niet kan.