Hotel

 

We zijn en route, Ed is de auto aan het parkeren, ik ga met de code de deur naar onze kamer openen

 

 

Een, nul, negen, twee, nul, zes. Een, nul, negen, twee, nul, zes. Een, nul, negen, twee, nul, zes. Ik herhaal de code van de hotelkamer zachtjes voor mezelf terwijl ik naar de ingang van het hotel loop. We zijn en route, Ed is de auto aan het parkeren, ik ga met de code de deur naar onze kamer openen want bij dit hotel check je zelf in. Als ik het hotel binnenkom, zie ik dat er iemand achter de receptie zit. Dat is nieuw voor mij. We maken wel vaker gebruik van deze hotelketen; het is geen sfeerpaleis, er is geen leuke lobby en ook geen hotelbar, maar voor een prima bedrag krijg je hier een goed bed en een schone badkamer. Fijne bijkomstigheid: het hele hotel is rookvrij. Vanavond checkt een jonge vrouw met knalrood haar ons in.

 

 

‘s Nachts word ik wakker van de wekker. Ik besef opeens dat dit niet mijn wekker is, die klinkt heel anders. Met moeite krijg ik mijn ogen open. Omdat het gordijn niet helemaal dicht is, zie ik dat het buiten nog pikdonker is. Ik kijk op mijn telefoon, het is drie uur. Is het dan de wekker van de buren die ik hoor? En wat maakt dat ding eigenlijk een takketeringherrie. Dan schrik ik opeens goed wakker, dit is geen wekker – TUUT! TUUT! TUUT! TUUT! – dit is het brandalarm! Ik schud Ed aan zijn schouder. ‘Wakker worden, je moet je nu aankleden, er is brand in het hotel, we moeten nu naar beneden, zullen we alle spullen meenemen of alleen het hoognodige’, zeg en vraag ik, want ik zit al rechtop, totaal in de overlevingsstand.

 

 

‘Jaha’, mompelt Ed, en draait zich weer om. Ik kijk naar de stoel waar de kleding op ligt die ik een paar uur geleden nog aanhad. En ik kijk naar de weekendtas waar mijn schone kleding in zit. Hoe wil ik de hotelgasten en de sapeur pompiers onder ogen komen? In schone kleding? Op gympen of op espadrilles? En hoezo denk ik hier nu aan? Ik trek aan wat er op de stoel ligt en doe de kamerdeur open. Het TUUT! TUUT! TUUT! TUUT!-alarm loeit nu nog harder.

 

 

Er loopt een jong stel met toilettassen door de gang, hij heeft een knalroze boxershort aan. Ik ben gedesoriënteerd en ik heb geen idee of zij naar de trap, de lift of naar hun kamer lopen. De kamerdeur schuin tegenover mij gaat open. Een slaperig meisje in een zwarte joggingbroek en een zwart T-shirt met een of andere hardrockband erop, staat in de deuropening. Zie je wel, zij is ook al helemaal aangekleed, denk ik. We kijken elkaar aan. Omdat de TUUT! TUUT! TUUT! TUUT!-herrie alle andere geluiden wegblaast, heeft praten geen zin. Ik haal mijn schouders op. Zoiets van: heb jij enig idee óf en waar er brand is? Zij haalt ook haar schouders op. Ook geen idee dus. Ik zie nergens rook, maar ik ruik wel wat. Ik trek een paar keer mijn neus naar haar op. Ze knikt. Zij ruikt ook iets. Ik ken die geur. Die ruik ik ook weleens bij ons in de tuin als ik onkruid verbrand. Zou iemand een weekendtas met onkruid hebben meegenomen die nu in de fik staat?

 

 

Dan zie ik de roodharige receptioniste briesend de gang in komen lopen. Ze schreeuwt vanwege de keiharde TUUT! TUUT! TUUT! TUUT! iets tegen hotelgasten die net als ik in de deuropening staan. Zij doen meteen hun deur weer dicht. Inmiddels staat Ed naast me, in alleen een onderbroek, hij is blijkbaar van plan de sapeur pompiers en de hotelgasten op zijn blote buik te trakteren. Hij vraagt het brandalarm overschreeuwend aan de receptioniste of we naar buiten moeten of in de kamer kunnen blijven. Ze schreeuwt terug dat we in de kamer moeten blijven. Ik kijk haar aan. Haar ogen zijn groot, haar wenkbrauwen zijn bijna verdwenen onder haar rode pony en de adrenaline giert zichtbaar door haar lijf. Bij mij ook. Ze schreeuwt nu iets tegen het meisje in het hardrock T-shirt. Achter het meisje verschijnt een lange slungel, ook helemaal in het zwart gekleed. Tegen hem schreeuwt de receptioniste ook iets. En nog een keer. En ze klinkt niet heel vriendelijk. Dan valt bij mij het kwartje. Hardrock T-shirt is helemaal niet slaperig, zij en slungel zijn knetterend stoned en hebben door hun wietrook het brandalarm af laten gaan.

 

 

Ik doe de deur dicht, kleed me uit en ga weer in bed liggen. Ed ligt verdomme alweer te snurken terwijl ik onze levens aan het redden was. Ik probeer naar het geschreeuw te luisteren maar dat k*t TUUT! TUUT! TUUT! TUUT!-alarm staat nog steeds aan. Het geschreeuw van de receptioniste doet me denken aan Charlie Chaplin in de film The Great Dictator; Chaplin persifleert hierin Adolf Hitler en spreekt op een bepaald moment het volk toe. Chaplin doet dit in fop-Duits. Zijn speech begint heel vriendelijk en rustig, maar na een paar minuten staat hij zo hard te schreeuwen dat het fop-fantasie-Duits met spuug en al uit zijn mond vliegt.

 

Zo klinkt de receptioniste nu ook. Ze is duidelijk de dialoogfase voorbij, ze schreeuwt alleen nog maar bevelen. Ik versta eigenlijk alleen nog maar haar steeds herhalende ‘MAINTENANT!’. Even later stopt het alarm. Hè, hè. Ik hoor een deur op de gang dichtvallen en even later ook de buitendeur van het hotel. Daarna is er nog wat geschuifel op straat. Ik lig nog uren wakker. Ook door het aanhoudende geronk op rechts naast me. De volgende ochtend staat de receptioniste bij het ontbijtbuffet.

 

‘Goed geslapen?’, vraagt ze voorzichtig. ‘Ik wel’, zegt Ed. Ik schud mijn hoofd. ‘Het spijt me heel erg’, zegt ze. ‘Welnee,’ zegt Ed, want ik heb hem vanochtend verteld over haar Charlie Chaplin-actie, ‘wij vinden jou een heldin om hoe je dit hebt aangepakt.’ ‘Ik heb die twee blowende idioten van vannacht een boete van tachtig euro laten betalen en ze daarna eruit gegooid,’ zegt ze. ‘Die tachtig euro is natuurlijk een schijntje als je bedenkt dat we hun stinkende kamer zeker vijf dagen niet kunnen verhuren. En er zijn natuurlijk ook gasten die vannacht slecht hebben geslapen en ons op internet een slechte beoordeling zullen geven. Die recensie blijft daar altijd staan, daar komen we nooit meer vanaf.’

 

 

Tja. Mocht je in het noorden van Frankrijk een goed hotel zoeken voor een overnachting, ga dan naar deze in Liévin. Het zit op een weliswaar intens saai en lelijk industrieterrein, maar er werkt werkelijk een fantastische receptioniste die niet alleen vriendelijk is, maar ook in haar eentje in het holst van de nacht haar mannetje staat. Van ons krijgt ze vijf sterren. De stank zal inmiddels wel verdwenen zijn.

 

 

Door: Asjha van den Akker