Holy moly, wat een lucht

 

Het huis van Annemijn is van de ene op de andere dag veranderd in een stinkend hol. De boosdoeners: twee pre-pubers en een vent die zogenaamd niks ruikt.
 

 

Man man man, wat is er opeens gebeurd in mijn gezin? Nietsvermoedend liep ik van de week naar boven om mijn twee jongens van elf en dertien te wekken. Even afgezien van het feit dat ik als eerste struikelde over rondslingerende rugzakken, lege verpakkingen van koekrepen en her en der neergesmeten vieze onderbroeken/ sokken/ voetbalkleding (aan al deze dingen, hoe erg ook, ben ik inmiddels gewend), was er iets anders dat direct mijn aandacht opeiste.

 

DIE. LUCHT. HET WAS MOEILIJK TE OMSCHRIJVEN, MAAR HIELD HET MIDDEN TUSSEN EEN ‘WE ZITTEN HIER AL UREN TE GAMEN MET HET RAAM DICHT EN DE VERWARMING AAN-STANK’, EEN ‘IK HEB DEZE KLEREN NU AL VIER DAGEN AAN-AROMA’ EN EEN ‘HOEZO KAN IK NIET IN MIJN SPORTKLEDING SLAPEN-GEUR’.

 

Ik zette alle ramen tegen elkaar open en even snel als ik naar boven was gelopen, liep ik weer naar beneden. Een onbestemd gevoel overviel me. Dit was het dan, over was de tijd dat ik mijn neus verlekkerd in hun zachte nekjes duwde, om daar die typische zoet-zachte geur te vangen die maakte dat ik in ze wilde bijten. Ze waren veranderd in hard stinkende pre-pubers.

 

Nou, lekker dan. Heb ik weer. Je moet weten dat ik een sterk ontwikkelde neus heb. Als ik in de trein zit en iemand eet in een andere coupé een zak friet, dan ruik ik dat. Als ik buiten een peuter met een poepluier passeer, moet ik neiging onderdrukken om zijn moeder daarop te attenderen. Als ik een blik kattenvoer opentrek, moet ik kokhalzen. En als ik langs ze zee loop, proef ik bijna de zoute lucht. Mijn vent herkent dit niet. Hij ruikt zogenaamd niks. In het geval van poepluiers leidde dit in het verleden regelmatig tot irritatie als hij een van de kinderen de halve dag in zo’n exemplaar liet rondlopen.

 

MAAR OOK NU NOG: HIJ ZAL NOOIT EENS UIT ZICHZELF EEN BED VERSCHONEN OF TEGEN EEN VAN DE PRE-PUBERS ZEGGEN DAT HIJ MOET GAAN DOUCHEN. VENT HEEFT ER NAMELIJK GEEN LAST VAN.

 

Natuurlijk, ik weet dat die niet te harden stank komt door de hormonen die onmiskenbaar beginnen rond te razen in hun verder nog zo kinderlijke lijfjes. Het hoort erbij. Maar: ik wil het niet. Nee. Ik wil kinderen die ruiken naar schone was en aardbeien en niet naar een combinatie van kaas en ranzige geit.

 

Ik sprak toevallig pas een vriendin met jongens in dezelfde leeftijd als die van mij. Ze klaagde erover dat ze nog steeds geen reukvermogen heeft nadat ze een halfjaar geleden corona kreeg. Eerst dacht ik: wat zielig. Maar nu denk ik: some people have all the luck.

 

 

 

Door: Redactie Falder