Hoe ik van mijn bouwmannen ging houden

 

Of ik zoetjes had. Nee dus. Ik ben van het principe ‘als je het doet, doe het dan maar puur’.

 

 

 

En als ik zo naar hun buikjes keek (ze hadden vast een sixpack, maar die was goed verstopt), hielpen die zoetjes niet bepaald. Maar dat zei ik natuurlijk niet, lafbek dat ik ben. Tegenover me stonden twee behoorlijke mannen. De ene een meter of twee, de ander stevig in de een meter tachtig. En ik had ze nodig de komende weken. Toen zij het over maanden hadden, stopte ik mijn vingers in mijn oren en maakte mijn hoofd een nee-schuddende beweging. Nee, nee, nee, nee en vooruit nog maar eens een keertje nee. Dit zou de meest vlekkeloze verbouwing ooit worden. Ik had namelijk aan alles gedacht en was al heel vroeg begonnen met de voorbereiding.

 

Ik zal het romanlange verhaal iets korter maken voor je. Zij kregen gelijk. In alles. Elke ochtend om acht uur hoorde ik de sleutel draaien in het slot en wandelden ze naar binnen. Monti, nooit te beroerd om een willekeurige passant aan het schrikken te maken, blafte al niet eens meer. Om kwart over acht daalden wij uit onze slaapkamer naar de werkplaats met een stevige café latte en een zwarte koffie en daar zaten ze dan. De tekeningen van de bouwer in de linkerhand, in de rechterhand een meetlint. En maar vragen stellen. Waar ik, toch misschien niet zo voorbereid, geen antwoord op wist. Welke spotjes bijvoorbeeld? En hoeveel elektrapunten? En had ik al over de wandcontactdozen nagedacht? En welke lichtknoppen wilde ik? Ook regende het ideeën. Of we het luik in de vloer (altijd handig namelijk) onder de vaatwasser een goed idee vonden want dan was het niet in het zicht zoals vroeger en kon je er toch redelijk makkelijk bij. Je klimt namelijk niet elke week onder de vloer.

 

Soms was er ineens een tussendoorklusje gedaan. Zo hing de hangstoel in ons tuinhuisje ineens weer aan een stevige haak aan het plafond. En als ik wandlampjes kocht voor het tuinhuisje (‘ik zou up-and-down-lampjes doen, dat geeft zulk gezellig licht’), dan hingen ze die wel even voor me op. Omdat ze een hekel hadden aan draadjes, werden de lampjes aangesloten op het algemene lichtknopje. Van die dingen.

 

Toen de vloer was gelegd, de draagconstructie was geplaatst en het stucwerk was gedroogd was het moment daar om de werkplaats over te dragen aan de installateur. Tijd voor een officieel afscheid was het nog niet want er lag heus nog wat werk voor na die tijd. Het was prima, maar stil, dat was het wel. Geen sleutel in het slot om klokslag acht uur, geen koffietjes… Geen Amsterdamse grappen en verhalen uit veertig jaar ervaring.

 

Op een ochtend leken we iets te horen. Was daar iemand? Nee, want de hond blafte niet. Toch maar even kijken beneden. En daar stonden ze. Onze mannen. Even kijken hoe ver we waren.

 

En koffie wilden ze ook wel. Ik had zowaar twee doosjes met zoetjes voor ze klaarliggen.

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach