Maar goed, dit waren geen hulpverleners, diagnosticeerde ik zelf even voor het gemak, dit waren geliefden. Althans, nu nog! Dit was een stel dat achter me in de trein zat en ik schatte ze midden dertig, maar ook dat was puur een gok. Ze moeten namelijk wel al wat langer bij elkaar zijn geweest, want anders flik je zoiets niet. Maar ook weer niet té lang, want dan had ze dit allang van hem moeten weten. Ik bedoel: zoiets ruik je toch op afstand!?!
‘Voor mij???’ herhaalde ze dus nog maar een keer met de nadruk op zichzelf. En ik proefde de afschuw. ‘Viezerik! Heb je enig idee wat dat met mij doet? Hoe denk je dat het voor mij is om daarmee te worden geconfronteerd? Gadverdamme, Jochem! Waarom? Dat is toch niet nodig?’
‘Nou, omdat jij altijd moppert over teveel en te vaak,’ antwoordde hij. ‘Ik dacht: ik zal het in de vakantie dan wat voor je beperken.’
Hmmm, dat is wel aardig, dacht ik. Hij probeert wel rekening met haar te houden. Maar, nee! Goedkeuren ga ik het niet. No way!
‘Smeerpijp,’ beet ze hem toen toe. ‘Ik kom er ook mee in contact, hè! Heb je daar ook nog even aan gedacht toen je rekening met mij zat te houden?’
‘Nou, nee,’ antwoordde hij schuldbewust. ‘Ik weet toch niet dat jij gaat zitten tellen!’
‘Dat doe ik normaal ook niet!’ riep ze luid toen ze opstonden bij het naderende eindstation. En ik hield mijn adem toch maar even in toen ze langs me liepen. Gewoon voor de zekerheid!
‘Natuurlijk tel ik geen onderbroeken,’ ging ze verder, ‘maar het valt nogal op als je na veertien dagen vakantie maar zeven onderbroeken aan de lijn staat te hangen! Dan weet je toch meteen dat er iets niet klopt?!’
‘Ja, nou,’ riep hij schuldbewust. ‘Ik dacht: je moppert altijd over de hoeveelheid wasgoed. En toen dacht ik: als ik nou twee dagen dezelfde onderbroek aanhoud, heb jij na de vakantie maar de helft aan was! Weet ik veel dat jij dan meteen weer vindt dat daar een luchtje aan zit.’