Het heeft geen enkele zin
Geen enkele zin om op de vlucht te gaan. Want waar ik ook heen ga, ik kan niet anders dan mezelf meenemen. En mijn sores.
De voordeur valt zachtjes in het slot. De binnendeur van het tochtportaal wiegt nog een paar keer heen en weer en dan is het stil. Het is een stilte die dit huis niet kent en die me doodsbenauwd maakt. Ik loop naar het raam aan de straatkant, ook al wil ik dat niet. Ik wil dat hij nog een keer omkijkt, naar me zwaait, geruststellend naar me knikt of glimlacht, maar dat doet hij niet. Ik wil niet geloven dat dit het einde is en dat kan ook niet want daarvoor is het nog te vers. Ik kijk zijn auto na. Hij rijdt weg.
‘Maar je houdt helemaal niet van alleen zijn,’ krijste ik toen hij zei dat hij tijd voor zichzelf nodig had, ‘je kúnt niet eens alleen zijn. Nog geen avond, nog geen uur.’ Hij zei dat hij een etage had gehuurd. Tijdelijk. In de buurt. Zodat onze dochter kon komen wanneer ze maar wilde.
Op het moment dat het jaar 2000 begon, een nieuw millennium aanbrak, waren we op wintersport met vrienden. Dat was een traditie geworden en daarom werd er alvast voor het volgende jaar geboekt als we uitcheckten: ‘Vielen Dank und bis zum nächsten Jahr!’ Die vakantie, die stond, daar kon niets meer tussen komen. Ik hield me eraan vast, leefde er naartoe, maakte mezelf wijs dat de wintersport een keerpunt kon zijn, een nieuw begin.
Want dat er zwaar weer op komst was, voelde ik al ver voor die laatste wintersport: ontwijkend gedrag, omtrekkende bewegingen, zijn mobieltje met zijn leven bewaken… Hoeveel signalen kunnen er zijn en hoeveel langer kon ik ze negeren? Als we al een gesprek hadden, stokte het en viel er weer die ongemakkelijke stilte. Welke vragen kon ik nog stellen? Wat voor boeiends had ik nog te melden? Ik begon de zakken van zijn colberts te doorzoeken. Geloofde hem niet meer als hij zei dat hij tot laat gewerkt had.
Ik moest ophouden mijn kop in het zand te stoppen en de confrontatie niet langer uit de weg gaan. Maar wat als we er niet uitkwamen? Wat als hij niet wilde wat ik wel zo graag wilde? Wat als hij zou beamen waar ik het meest bang voor was? Dan moest ik daar consequenties aan verbinden, toch? En ik was bang dat ik die consequenties helemaal niet aankon.
De deur is dicht en hij is weg en de leegte in dat grote huis kruipt langzaam onder mijn huid. Er zijn zoveel gedachten die tegelijk staan te drammen, dat het me letterlijk duizelt. Mijn maag voelt als een samengeknepen bal die mijn hart steeds verder omhoog, richting mijn keel, duwt. Ik krijg geen adem meer. Ik moet naar buiten de straat op. De voordeur slaat achter me dicht. Op het zelfde moment dat ik op de stoep sta, weet ik het. Het heeft geen enkele zin om op de vlucht te gaan. Want waar ik ook heen ga, ik kan niet anders dan mezelf meenemen. En mijn sores ook.
Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en heeft twee kookboeken op haar naam staan. Sinds 2004 is ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Zonder schrijven kan ze niet. Franska zag wel iets in haar columns. Die gaan over haar leven, over vriendschappen, over liefde en over haar huwelijk dat gepland staat voor komende zomer. Brigitte heeft een stiefdochter, stiefzoon en dochter uit haar eerste huwelijk. Met haar verloofde heeft ze Jip: een plaatje van een Australian Sheppard.