Het gaat even niet zo goed met flo
En dan realiseert May zich hoe belangrijk goede vriendinnen in je leven zijn om je door die momenten heen te helpen.
Het gaat niet zo goed. Ineens. Mijn meisje heeft buien. Ze loopt weg tijdens ons dagelijkse loopje in het bos. Ze schreeuwt, verstopt zich onder de dekens als ik klaarsta met haar schone kleren en ik voor de tiende keer zeg dat we nu echt, echt, echt naar school moeten. Als er bij de manege iets mis is gegaan met de reservering van haar half uurtje paardrijden en haar pony bezet blijkt, gaat het licht uit.
Stella, onze oppas, belt me nooit. Nu wel. Dat het even zwaar is. En als zij het zegt, is het loodzwaar. Ik kijk in mijn agenda. De nieuwe oppas zal stuivertje wisselen met Stella en ik ga meteen na werktijd eten met vriendin M. Ik heb me verheugd op een paar uur aan een bar met een fles van het mooiste wit. Even weer wij, de vriendinnen. Even geen werk, geen kinderen.
Ik app de oppas. Ik app M. Plannen worden gewijzigd. Om één minuut voor zes ren ik mijn lievelingskaaswinkel binnen. Maar ‘bien sûr’ dat ik nog iets kan kopen. Hij schuift de zwarte gordijntjes waarachter zijn trofeeën liggen met liefde omhoog. Hij vindt het ook gek dat de Comté is uitverkocht. Is nog nooit gebeurd in de zes jaar dat hij in Haarlem zit. ‘Et naturellement’ is er een alternatief, en de Saint Felicien is sowieso een goed idee. Hij knikt goedkeurend als ik er nog een zakje Pavesi-crackertjes bij doe. De beste, onderweg naar huis eet hij soms wel een halve zak leeg. Hij lacht. Ik ook. Snel gluur ik naar mijn app. Middelste meisje heeft sinds kort mijn oude telefoon en appen is haar nieuwe hobby. Dat Flo heel verdrietig is. En, sorry dat ik het zeg mam, ook best vervelend. Als ik bel, hoor ik haar briesen op de achtergrond.
Thuis tref ik mijn meisje. Rode wangen boven haar wollige onesie. Mijn armen heel stevig om haar heen. Mijn kin past precies boven haar hoofdje. Je moet nu stoppen met groeien, fluister ik. Dan kan ik je altijd zo blijven knuffelen. We druppelen stiekem drie druppels Bach-bloesem in haar water en ik neem haar op schoot. Als ik naar de keuken loop om thee te zetten, is ze op haar stoel in slaap gevallen. Een unicum.
De voordeur zet ik op een kier. Vriendin M. heeft geen app nodig om te begrijpen dat ze niet aan moet bellen en wandelt iets na achten mijn woonkamer binnen. We hebben eerder zo gezeten. Zo samen. Haar lieve ogen die me echt aankijken. Zonder oordeel, zonder mening. Gewoon, geïnteresseerd. Halverwege de avond kruipt Flo op mijn schoot. Haar lijfje past nog net op de stoel, mits overdwars geplaceerd. We praten verder. Over de zorg die er zo lang niet was. Over de liefde. Als M. weg gaat, weet ik weer hoe gek ik op haar ben.
Die nacht stuurt ze me een bericht. Dat ik me nooit zorgen moet maken. Dat ik het goed doe. Dat ze er elke keer weer verbaasd over is hoe (ik citeer) eigen en ontspannen ik ben als moeder. De volgende dag deel ik dit bericht met D., een vriendin die weer van ons alletwee is. ‘Maar dat is ook zo, hè May.’ Haar heldere stem zingt soms bijna. ‘Flo heeft jullie uitgekozen. Jou en Ewart. Zij heeft jullie uitgekozen om voor haar te zorgen.’
En daarna moet iemand al mijn fantastische vriendinnen mijn kant op hebben gestuurd. Om me op te vangen.