Het droomhuis van Lieneke
Een jaar geleden kocht Lieneke samen met haar vriend een nieuwe woning, een twee-onder-een-kap in een fijne buurt. Maar over hun droomhuis hangt inmiddels een heel grote schaduw.
‘Min of meer voor de grap keek ik iedere dag op Funda om te zien welke huizen er in de buurt te koop stonden. We hadden een prima woning, maar ons droomhuis was het niet. Tot ik op een dag het huis te koop zag staan waar mijn vriend en ik vaak langsreden. Altijd zeiden we dan tegen elkaar dat dit toch wel een paleisje was. Te duur voor ons, maar wat was het mooi.
Blijkbaar woonde er een oude dame in die het huis behoorlijk had verwaarloosd, waardoor de vraagprijs een stuk lager was dan we hadden gedacht. Er waren meer kapers op de kust, dus we moesten snel beslissen. We boden het maximale dat we konden lenen en wonder boven wonder was het genoeg. Zo werden we de trotse eigenaren van ons droomhuis.
Gelukkig konden we ons eigen huis goed verkopen, zodat we een beetje overwaarde mee konden nemen. Avonden zaten mijn vriend en ik te rekenen wat we met het geld konden doen. Want dat er veel aan het huis moest gebeuren, stond vast. En dan juist grote dingen die je niet meteen kunt zien, zoals het dak en de isolatie van het huis. Voor een nieuwe keuken en badkamer moeten we eerst weer een paar jaar sparen, maar dat vinden we niet erg. In dit huis willen we oud worden, dus we hebben alle tijd om het op te knappen. Eén ding tegelijk.
Maar er is iets wat, of beter gezegd: iemand die, een schaduw werpt over ons woongenot – en dat is onze buurman. Een wat oudere, alleenstaande, gepensioneerde heer die om de haverklap bij ons aanbelt. Er is altijd wat. Dat we te veel herrie maken bij het klussen. Waarom we niet op onze sokken lopen op de parketvloer. Dat we te vroeg douchen en hij daardoor wakker wordt.
Hij woont alleen en zit de hele dag binnen, geen wonder dat hij ons hoort. Toen hij op een dag drie keer aan de deur stond was ik het zat. Vriendelijk probeerde ik hem uit te leggen dat wij hier met een gezin wonen en dat dat nu eenmaal geluid maakt. Tot mijn stomme verbazing zei hij dat we een stelletje omhooggevallen armoedzaaiers zijn die helemaal niet thuishoren in deze keurige buurt. Ik was sprakeloos.
En toen is het pesten begonnen. Opeens werden we ’s nachts wakker van harde muziek, alsof de radio op vol volume aan en uit werd gezet. Later hoorden we steeds heel vreemd getik op zolder. Ook heeft de buurman zonder overleg met ons een paar bomen uit onze achtertuin met grof geschut gesnoeid. Toen ik hem daarop aansprak zei hij koud dat het asociaal was dat wij hem zoveel overlast bezorgen en dat hij daarom het recht had om de overhangende takken in zijn tuin weg te halen. Dat de boom nu is aangetast was niet zijn schuld, dan hadden wij maar een hovenier moeten bellen. Maar dat konden we zeker niet betalen.
Inmiddels ben ik bang voor wat er komen gaat en slaap ik nauwelijks meer. Iedere keer als ik de deurbel hoor, durf ik niet open te doen – uit angst dat de buurman weer op de stoep staat. Van de week had onze auto opeens een ferme kras op het portier. Het eerste wat ik dacht was: ‘Het zal toch niet de buurman zijn?’ Volgens mij is hij gek genoeg om dat te doen, maar ik kan het niet bewijzen.
Steeds vaker bekruipt me een gevoel van spijt dat ik verhuisd ben. Want hoewel ik in mijn droomhuis woon, voelt het steeds meer als een nachtmerrie.’
Door: Lieneke