Het coronaparadijs
Sinds de avondklok is ingesteld woon ik in een paradijs.
Ik woon aan een straatje dat van lieftallig boerenweggetje langzaam was verworden tot een (als sluiproute dienende) racebaan, maar daar helemaal niet op berekend was. Toch hebben we daar niet zo’n erg in gehad, omdat het heel geleidelijk gebeurde. Pas nu we luchtjes scheppen, tijdens het thuiswerken, merken we dat de rode fietsstroken en de witte zebrapaden massaal worden genegeerd, en dat het verkeer een enorme herrie maakt.
Vroeger lagen hier kinderkopjes, heel romantisch. Maar omdat er ook veel boerenverkeer is trilden bij iedereen toen steeds de bovenrandjes van de boerenbontkopjes, en dat vonden we vervelend. En alles verzakte ook steeds vaker. Door de almaar groter wordende trekkers, bijvoorbeeld. Dus toen moest er maar asfalt komen.
Maar ja… toen werd de weg natuurlijk ook aantrekkelijk voor ander (vracht)verkeer. De uitvinding van navigatiesystemen droeg daaraan bij. Iedereen tikt gewoon de snelste route in, en die loopt volgens Google dan door onze straat. Er ligt inmiddels allang een rondweg, maar die gebruikt men niet. En dat het hier veel te smal is – en ze dus overdag allemaal stil moeten staan om elkaar te laten passeren (en het dus NIET de snelste route is) – dat boeit ze niet bij navigatiebouwers. Maar daardoor staat er nu wel vaak een heuse file in ons dorpje. Een file die nog net niet wordt gemeld door de ANWB, maar die wel maakt dat wij als bewoners soms vijf minuten staan te wachten voordat we ons pad af kunnen. Heel lastig in de huidige tijd van ego’s en haast.
En dan heb ik het nog niet over de nachtelijke straatraces! Die beginnen gewoon voor je deur, tegenwoordig. En je kunt als bewoner van zo’n circuit niets anders doen dan hopen dat de racers op een boom knallen en daarna een tijdje in het ziekenhuis moeten blijven. Dat klinkt akelig nu het zorgpersoneel juist moet worden ontzien, maar ik merk dat bij veel mensen de grens wel bereikt is nu. Zeker omdat de veldwachter ook al was wegbezuinigd. En we hebben nog geprobeerd om zelf de gang eruit te halen door ’s nachts onze auto’s op de weg te parkeren, maar dan werden de spiegels er weer afgetrapt of -gereden. Bah.
De gemeente heeft ooit wel voorgesteld om drempels neer te leggen, maar dat vonden we toen zelf weer sneu voor de boeren. Dom hè? Drempels halen namelijk wel de gang eruit, maar de bieten die bij elke drempel over de rand hupsen vliegen je dan ook om de oren. Bovendien is het voor vee dat vervoerd wordt doodvermoeiend om bij al die hobbels het evenwicht te moeten bewaren, en is de melk al rechtsdraaiend geschud voordat het de fabriek voor linksdraaiende yoghurt bereikt heeft. Dat hebben we toen dus afgekeurd.
Maar eigenlijk heb ik daar nu wel spijt van, en mijn buren ook. Want nu het ’s avonds weer stil is merk je pas hoe erg de overlast eigenlijk was toegenomen. En we zien nu allemaal enorm op tegen het moment dat de avondklok (en de lockdown) weer wordt afgeschaft.
Maar het grappige is, dat ik in de plaatselijke suffertjes van de omliggende dorpen hetzelfde lees. En daar is iets geks mee!
Iedereen klaagt steen en been over al dat gerace van A naar B, maar die racertjes van de kleine stukjes, dat zijn we zelf! Om bij de rondweg, de school, de kerk en de supermarkt te komen, moeten we allemaal door de Dorpsstraat van het volgende dorpje rijden. Ik vrees dus dat we allemaal mopperen op anderen, terwijl we het zelf ook doen!
En niet ’s nachts natuurlijk. En ook niet allemaal met grote vrachtwagens of racewagens. Maar we zouden natuurlijk zelf kunnen beginnen met overdag een beetje rekening te houden met elkaar.
Gewoon even je boerenverstand gebruiken, zeg maar. En onze kinderen duiden op de gevaren van straatraces lijkt me dan ook een goed idee.
Zou het dan nog goed komen, denk je?