Ergernis numero uno op je all-inclusive vakantie­adres

 

Nu ik dit jaar niet op vakantie ga moest ik opeens denken aan mijn all-inclusive vakantie. Eens, maar nooit meer. Tsjonge wat een hel…

 

Ik had net zo lang gezeurd tot we uiteindelijk een gillend dure vliegvakantie boekten in een all-inclusive-resort in Turkije. Kindertjes blij want die konden de hele dag in het zwemparadijs liggen. Man blij want hij kon er heerlijk eten. En ik blij want geen gesleep met boodschappen. Deze moeder kon onbezorgd tien dagen languit op haar gat liggen. Met een boekje relaxen op een bedje in de zon.
 
Maar dat liep effe anders dan verwacht. De eerste ochtend kwamen we om acht uur bij het ontbijtbuffet aan en het leek wel alsof er een horde sprinkhanen overheen was gegaan. Kinderen liepen met schalen vol gesneden fruit, of stapelden de plakken cake op hun bord. Beteuterd keek ik naar de kruimels die op de zilveren schalen lagen. Het was allemaal al op en de dag moest nog beginnen.
 
Om mij heen zag ik nergens meer een stoel vrij, dus gingen we maar op het randje van het zwembad zitten. Met ons ontbijt op schoot en het glaasje verse jus aan onze voeten. Wat een armoe zeg. En toen zag ik het. Da’s gek, dacht ik nog, het bad zou toch pas om negen uur opengaan? Om mij heen lagen op alle bedjes handdoeken gedrapeerd. Maar er lag nog niemand op.
 
Sommige bedjes waren in groepjes bij elkaar gezet. Er was zelfs nergens meer plek voor ons viertjes. Waar kwamen al die handdoeken toch vandaan? En waarom waren al die bedjes nog leeg? Was er soms iets voor alle gasten georganiseerd waar wij niks vanaf wisten?
 
De rest van de dag zag ik ook een heleboel bedjes waar maar heel af en toe een kind op zat. Daar had ik nou best wel een middag op willen liggen zonnen. Maar uiteindelijk zat ik de hele dag met mijn handdoek op een betonnen vloer in de brandende zon. Niet echt zoals ik het mij had voorgesteld.
 
Mijn meneer en ik hadden bedacht dat we de volgende ochtend dan maar wat eerder zouden gaan ontbijten. En meteen eens zouden kijken hoe het nou toch zat met die reservering van de strandbedjes. Misschien moesten we gewoon wat betalen en zouden we daarna ook kunnen genieten op zo’n lekkere stretcher.

 

Toen ik voorzichtig bij een andere Nederlandse gast informeerde hoe we aan een ligbedje konden komen, moest hij lachen en zei: ‘Iedereen wil gewoon het beste plekje hebben, dus handdoekje leggen, niemand zeggen.’

 

 
Nou, je voelt ‘m al aankomen, het werd die week gewoon een wedstrijdje wie-het-eerste-wakker-was. Niks uitslapen en gezellig samen ontbijten. Mijn meneer stond de rest van de vakantie iedere dag al om half zeven naast zijn bed. En dan moest ie nog snel zijn ook, want het was dringen geblazen bij de toegang naar het zwembad. Zodra het hek openging, rende hij net zo hard als de andere gasten en begon het.
 
Bedjes verzamelen en er een paar naast elkaar zetten. Hup, onze handdoeken erop mikken. Daarna meteen doorhollen naar de ontbijtzaal om ervoor te zorgen dat hij ook daar wat stoelen voor ons bezet kon houden. Want we hadden toch niet zo’n dure vakantie geboekt om de hele week met ons bord op schoot op de rand van het zwembad te zitten?
 
Waarom gedroeg iedereen zich hier toch zo asociaal? Moesten wij ook vroeg ons bed uit om aan die idiote stoelendans mee te doen omdat we anders de hele dag op de grond moesten liggen. Ik ergerde me rot aan dat malle gedrag en was blij dat ik na tien dagen weer naar huis mocht. Einde vakantie.
 
Achteraf schaam ik me er nog steeds voor dat we er ook aan mee hebben gedaan. Wat een ergernis dat geclaim. Voortaan zoeken we een stekkie met zo weinig mogelijk andere gasten en een fijn eigen tafeltje voor het ontbijt. Ik sleep op vakantie voortaan met liefde met volle boodschappentassen, want all-inclusive? Nooit meer!    

Door: Irene Smit

Irene is redacteur bij Franska.nl. Met haar man, twee pubers en een teckel woont ze in Haarlem. Ze zou graag willen zingen als Ella Fitzgerald en koken als Nigella Lawson. Tot het zover is, blijft ze lekker schrijven over allerlei zaken die haar verbazen.

Afbeelding van Irene Smit