Flo gaat met de bus

‘Gun dit jezelf nou gewoon. En gun het Flo.’ Mijn liefde heeft het al honderd keer gezegd. Misschien wel honderdvijftig keer. En elke keer schoot er een scheutje paniekwarmte door mijn wangen.

 

 

Ik vond het al heel wat dat ik Flo inmiddels van twee keer nu vier keer per week met het schoolvervoer laat thuisbrengen (uit nood geboren want een oppas zonder rijbewijs) dus om haar nu ook elke ochtend te laten ophalen… Ik weet het niet.

 

Mijn argumenten (‘dan spreek ik de juffen nooit meer’) veegt hij van tafel. ‘Dan bel je ze toch? En woensdag haal je Flo sowieso op voor het paardrijden dus dat contact met de klas houd je echt wel.’

 

Ik weifel en twijfel. Alsof ik een minder goede moeder ben als ik haar niet elke dag zelf aflever in haar klas. Maar de andere moeders doen dat ook niet en die vind ik de beste, liefste en meest toegewijde die ik ken. Bovendien zit ze alleen met de kindjes uit haar klasje in de bus en is de chauffeur een allerleukste man die ook vaak op hun groep staat. Vertrouwder kan bijna niet.

 

Dan pakt mijn lief de laatste troef. Dat Flo het leuk vindt. Ze is twaalf, ze wil ook iets voor zichzelf. In een ander leven was ze nu op haar nieuwe fiets gesprongen en met een fonkelverse boekentas richting een van de mooie middelbare scholen in de buurt gefietst.

 

Dus we doen het. Doodeng vind ik het. Zal ze de verandering goed verwerken? En hoe zal het voor haar zijn als er af en toe iemand anders de bus rijdt? Voelt ze zich dan ook veilig? Het blijft een autistje, dat meisje van ons, en autisten zijn van alles, maar niet de meest flexibelen op aard.

 

Daar gaan we. Ik heb haar kleertjes de avond van tevoren klaargelegd. We moeten een beetje opschieten want de bus komt rond 08:10, precies het moment waarop de andere twee naar school moeten lopen. Zodra Flo haar ochtendplasje doet, trek ik haar roze onesie uit. Ze is ’s avonds al in bad geweest dus ik haal een lapje hier en daar en hijs haar in haar jurkje. ‘Vandaag ga ik met Nico mee. Met de bus.’ Het is een plechtig moment, ook voor haar.

 

Na haar boterhammetje met pindakaas poets ik haar tanden en borstel ik haar haren. Zonder weerzin dit keer, want mijn argument dat ze in de bus wel netjes moet zijn, werkt.

 

Ze loopt naar de gang, trekt haar wollige jas aan, stopt haar vijf favoriete knuffels in een grote rieten tas en legt haar trommel met het tussendoortje bovenop. Ik doe de voordeur open en ons meisje trippelt naar de overkant. Daar op de stoep kan ze het verst de straat in kijken. Ik zie hoe ze haar nek verlengt om nog beter te zien of er al een witte bus de hoek om komt.

 

De bus remt, de deur gaat open, Dag Flo, Dag Nico. Ik zie hoe ze haar gordel vastgespt, haar tas tussen haar voetjes plaatst en tevreden naar buiten kijkt. Ze zwaait, lacht op een kijk-mij-nou-toch-manier en roept dat ze er vanmiddag weer is.

 

Ik zwaai tot ik de bus niet meer kan zien en blaas mijn adem vanuit het diepste van mijn buik de wereld in.

 

Autist of niet, dat meisje van ons is flexibeler dan haar moeder. 

 

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach