Franse woordjes chic?
Das war einmal!
Ooit was het très en vogue om als Hollander veel Franse woorden te gebruiken, want daarmee kon je laten zien dat je niet tot het gepeupel behoorde en gestudeerd had. Ooit, inderdaad. Want du moment dat de Franse taal zijn intrede deed bij alle lagen van de Nederlandse bevolking, gebruikten welgestelden vooral géén woorden met een Franse achtergrond meer. Verschil moet er wezen, nietwaar? Volgens de nieuwe chic konden echter ook oer-Hollandse woorden als ‘trek’, ‘lusten’, ‘jeuk’ en ‘bruiloft’ absoluut niet meer. En dat terwijl ‘amateur’, ‘larmoyant’ en ‘paraplu’ dan weer wel konden. Moeilijk? Zoals Nederlandse grammatica veelal onlogisch is en barst van de uitzonderingen, zit er ook in de zo-heurt-het-taal weinig tot geen logica. Iedereen doet maar wat, zal ik maar zeggen. Maar mocht je het leuk vinden, het is geen trottoir maar stoep, en zo is er nog een hele lijst leuk om te weten – want zo is het nu eenmaal – woorden:
- Trottoir = stoep
- Visite = bezoek
- Aangenaam = (zeg alleen je naam)
- Woning = huis
- Woonkamer/salon = huiskamer of zitkamer
- Toilet = wc
- Koelkast = ijskast
- Lusten = lekker vinden
- Trek = honger
- Fruit = vruchten
- Gebak = taart(je)
- Luxe = (geen alternatief, praat je niet over)
- Dessert = toetje
- Salade = sla
- Serveren = opdienen/bedienen
- Bestek = vork/lepel/mes
- Eet smakelijk/smakelijk eten = (geen alternatief)
- Kleding = kleren
- Pantalon = broek
- Stropdas = das
- Overhemd = hemd
- Kostuum = pak
- Colbert = jasje
- Omkleden = verkleden
- Kapsel = haar
- Bruiloft = huwelijk
- Zwanger = in verwachting
- Kennis = bekende
- Wagen = auto (spreek uit met ‘oo’)
- Transpireren = zweten
- Jeuk = kriebel
- Nerveus = zenuwachtig
- Sporten = (specifieke sport noemen)
- Wintersport = skiën
- Wezen (fietsen bijv.) = heb gefietst
- Wezen halen = gekocht
- Heet = warm
- Stuk = kapot
- (Ik doe het) gelijk = (Ik doe het) meteen
- Fijne avond/dag = dag!
- Zeer = pijn
- Overgeven/braken = spugen
Bron: FD