Frans zag die dag dat het ziekenhuis hem probeerde te bellen
‘Ik was te bang om de oproep te beantwoorden.’
“Ik zag die dag dat ze me probeerden te bellen, maar ik was te bang om de oproep te beantwoorden. Corona had ons land nog maar een half jaar in haar greep toen mijn vrouw op een dag met hoge koorts en pijn in haar hele lichaam terug naar bed ging. Het hoesten begon toen ze lag te ijlen van de koorts. Ze had het benauwd. Stikbenauwd. Zo benauwd dat één telefoontje naar de huisarts genoeg was om de ambulance met gillende sirenes voor te laten rijden en haar mee te nemen. Ik moest me geen zorgen maken, suste de ambulancebroeder. Ze was nergens in betere handen dan op de plek waar ze nu naartoe ging.
Met mijn eigen auto reed ik achter de ambulance aan. Ik mocht haar niet alleen laten, moest bij haar in de buurt blijven. Maar eenmaal op de intensive care mócht ik niet eens bij haar zijn. Dat mocht niemand. Alsof de allerliefste vrouw van de wereld, met wie ik al zoveel jaren mijn leven deelde, plotseling een paria was geworden. ‘Gaat u nou maar naar huis, meneer,’ zei een verpleegkundige. ‘Ik beloof u dat we alles voor uw vrouw zullen doen wat binnen ons vermogen ligt. U kunt hier niets betekenen en het is belangrijk dat u goed voor uzelf zorgt, zodat u straks ook voor uw vrouw kunt zorgen als ze weer thuis is.’
Diezelfde avond ging mijn telefoon en zag ik het nummer van het ziekenhuis op mijn schermpje oplichten. Mijn keel werd dichtgeknepen toen ik het zag. Als verlamd stond ik erbij, niet in staat om op te nemen en niet in staat om te bewegen. Pas na een uur bracht ik de moed op om terug te bellen. Een verpleegkundige nam op. Ze hadden moeten besluiten om mijn vrouw in coma te brengen, deelde ze mee. Ze hadden geprobeerd om mij te bereiken, zodat ik nog een paar woorden tot mijn vrouw had kunnen richten voordat ze onder zeil werd gebracht.
Wat had ik gezegd als ik de oproep wel had beantwoord? Dat ze bij moest blijven, dat ze niet weg mocht gaan omdat ik zonder haar niet kon leven? Of had ik gezegd dat ze maar lekker moest gaan slapen en dat ik op haar zou wachten en haar hand zou vasthouden als ze weer bijkwam?
Een week later kreeg ik weer een telefoontje van het ziekenhuis. Toen ik opnam, wist ik al wat ik te horen zou krijgen. Ik zou nu nooit meer de kans krijgen om een paar woorden tot mijn vrouw te spreken. Die kans had ik laten schieten toen hij voor het grijpen lag. En daar rouw ik nog elke dag om. Het is een pijn die bijna net zo scherp is als het verlies van mijn grote liefde.”
De naam Frans is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.
Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.