Foute verkopers
Ik heb liever één echt mooi ding in mijn huis staan dan tien prullen.
Dat wil niet zeggen dat ik een dure tante ben. Integendeel. Van Kringloopgelukjes word ik blij. En struinen op rommelmarkten is niet alleen gezellig, vaak kom ik er heel gelukkig van thuis. Ook al is het maar met een waxinelichthoudertje van vijftig cent.
Hijgend in de nek
Het voordeel van de Kringloop of een rommelmarkt is dat er geen opdringerige verkopers in je nek staan te hijgen. Die laten je lekker je gang gaan, terwijl je fijn bladert door een boek of met een centimeter de maat opneemt van een oud kastje.
Snotneus
Dat was laatst even anders. Ik liep in de stad waar een etalage met oude en nieuwe spullen mijn aandacht trok. Ik besloot naar binnen te gaan om even rond te neuzen. ‘Wat zoekt u precies?’ De verkoper stond voor mijn gevoel, te snel, te opdringerig, te dichtbij me. Een snotneus nog in mijn ogen, met een baard. (Waarom is dat hip trouwens? Elke blaag heeft een baard momenteel.) Maar goed, dat terzijde.
Vijf ruggen
Ik keek naar twee schilderijtjes die naast een antieke kast hingen. Het waren prachtige houtskooltekeningen van een boerenlandschap. Volgens de verkoper, die dacht dat de kast me interesseerde, dateerde het kabinet van voor 1900. ‘Voor u slechts vijf ruggen, en dat voor zo’n juweel.’ Hij zei het écht: ruggen.
Even rondkijken
‘Nou, ik zou graag zomaar even willen rondkijken, mag dat?’ vroeg ik hem. Natuurlijk mocht dat. De klant is immers koning. Ik knikte, maar vond er eigenlijk al niets meer aan. Het werd een heel kort rondje. Omdat het me al gauw duidelijk werd dat de fauteuiltjes, lampen en tafels dit pand niet zouden verlaten voor minder dan een paar ruggen. Toch eindigde ik weer bij de twee schilderijtjes.
Pisnijdig
En prompt stond ie alweer achter me. ‘Ach mevrouwtje, die rommel van een geeltje, da’s toch niets voor zo’n klasse wijffie als u?’ Ik werd langzaamaan pisnijdig. Ruggen, geeltje, mevrouwtje, wijffie. Rot op! ‘Misschien hou ik wel van goedkope rommel’, beet ik hem toe. De sfeerbederver fronste zijn wenkbrauwen en nam me ongegeneerd op. Wellicht om te inventariseren of mijn jas er een van de H&M was of een Burberry. Ik deed net of ik me niet ongemakkelijk voelde en bekeek de schilderijtjes nog eens aandachtig.
Helemaal zat van
En écht, hij zei het: ‘Ze zouden natuurlijk prachtig hangen naast deze kast. Goedkoop en exclusief kunnen best een juiste combinatie zijn.’ Ik was helemaal klaar met deze vent. Maar nog niet met de houtskoollandschappen.
‘Vijftien euro voor beide schilderijtjes,’ daagde ik hem uit, ‘en anders ben ik weg.’ De verkoper bleek mij net zo zat te zijn als ik hem. ‘Graag,’ antwoordde hij, ‘boerinnen als jou, die voor een tientje pingelen, ben ik liever kwijt dan rijk.’
Boerin!
Ik hapte naar adem. Maar thuisgekomen (zonder schilderijtjes, ik ben niet gek), dacht ik er nog eens over na. Omdat hij geen zak aan mij kon verdienen werd ik door deze meneer gedegradeerd van ‘klasse wijffie’ tot ‘boerin’. Dat is nogal wat. Want als je praat over klasse wijven, dan zijn dat juist boerinnen. Maar als je Googelt op ‘boer’ of ‘boerin’ dan zijn dat volgens het scheldwoordenboek beschrijvingen van ‘een achterlijke, ongemanierde, lompe persoon’. Eigenlijk werd ik dus gewoon gediscrimineerd. En dat is heel erg, foei. Of ik hierdoor mentaal een knauw heb gekregen? Dacht het niet. Want hij is een kinkel. Het woord dat er doorgaans voor staat geschreven, laat ik achterwege. Uit respect.