Even wat mensen tegen me in het harnas jagen.
Ja, ik doe het echt niet voor m’n plezier. En ik word regelmatig tegengesproken als ik dit beweer. Maar wat waar is, is waar en wat ik zelf constateer kan ik toch niet negeren?
En echt, ik ben geen gezondheidsfreak. Verre van dat. En echt, ik doe het niet om mensen te pesten. Maar voor mij was een artikel in een Cosmopolitan van dertig jaar geleden nu eenmaal mede de doorslaggevende factor.
Roken. Ja. Daar heb ik het over.
Rook lekker door. Trek je van mij niets aan. Als je je al niets aantrekt van die smerige ellende die ze allemaal op die pakjes zetten, dan hoef je je van mij dus al helemaal niets aan te trekken. Ik zou het alleen wel leuk vinden als ik die enge foto’s niet hoef te zien. Zou het echt helpen die plaatjes? Hou er anders mee op.
Wat bij mij de doorslag gaf? Nou een beetje dat mijn man van de ene op de andere dag stopte. En ik dus toen maar stopte met in huis roken. Toen we kort daarna op vakantie gingen heb ik op Schiphol nog wel even een slof gekocht, maar die was voor als we weer thuis zouden zijn. Op vakantie ben ik niet tegen hem aan gaan zitten blazen natuurlijk.
Maar dat artikel in de Cosmo hè? Dat je er een lelijke huid van krijgt, eerder rimpels krijgt en je haar ook minder mooi wordt. Tja, dat vond ik toch wel een ding. Dus ik meen vaak als ik een jonge jongen of meisje zo’n ding zie staan te paffen, ze erop te moeten wijzen dat je van roken een lelijke huid en rimpels krijgt. Eigenlijk gewoon een flauwe grap. Want ze maken maar lekker zelf uit wat ze doen. En bij de een gaat het nu eenmaal toch sneller achteruit met huid en haar dan bij de ander. Roken of niet.
Dat ik gestopt ben terwijl ik toch die slof de eerste dag in m’n tas stopte en mee naar m’n werk nam? Nog steeds dat artikel uit Cosmo in m’n achterhoofd natuurlijk. Maar de echte doorslaggevende factor was, dat ik die ochtend na die heerlijke Griekse vakantie op de redactie terugkwam, achter m’n bureau kroop en in twee minuten al drie mensen in m’n kamer had die allerdrie een uiterst belangrijk dringend probleem hadden. Automatisch greep ik naar m’n sigaretten en m’n aansteker en ineens dacht ik: ‘Wacht! Ik stink er niet in. Als ik een paar weken zonder kan, dan ga ik toch voor jullie drieën met je problemen ook niet ineens een sigaret opsteken? Ik stop ermee. En wel nu.’ Punt erachter. Meteen m’n slof uitgedeeld. De aansteker weggeven, asbak ook. En dat was het. Wel nog jarenlang naast mensen gaan staan die rookten om een beetje op te snuiven, want ik bleef het heel lang nog wel lekker vinden. Sigaretten voor mensen vastgehouden ook, zonder stiekem een trekje te nemen, al lonkte het wel naar me. Niet gedaan.
Nu nog van die flauwe anti-rook-grap over die huid af zien te komen. Dat is me in al die jaren nog niet gelukt. Misschien ook omdat het waar is. Ik zie het te vaak. Beetje grijzig, leer-achtig. Nee, echt niet bij iedereen. Zeg ik toch niet?
En? Ben je boos? In het harnas? Op de barricaden? Ik hoor het wel. Fijne dag!