Er was eens een school
En nee, dit is geen sprookje.
Er was eens een school waar ze komend jaar géén personeelstekort hebben, waar niemand een ouderbijdrage betaalt, waar alle kinderen mee op schoolreis gaan en ook nog eens elke dag lunch en een stuk fruit krijgen. Of dit een sprookje is? Nee, dat is het niet. Deze school bestaat echt, heet de Oranje Nassauschool en staat in Amsterdam-Noord – een buurt waar veel problematiek en armoede is en waar het geen uitzondering is dat leerkrachten met heftige problemen te maken krijgen.
Het geheim achter dit succes heet Audrey Rajcomar en ze is directeur. Zo begon ze overigens niet op de Oranje Nassau. Toen dertien jaar geleden de school waar ze lesgaf in Duivendrecht ging sluiten, mocht ze een andere kiezen binnen het schoolbestuur. Vier sollicitaties op vier verschillende scholen stonden er gepland, maar na de tweede school was Audrey eruit. De toenmalige directeur waarschuwde dat als ze groep 8 zou nemen, ze elke dag huilend thuis zou komen en dat vmbo basis/kader het hoogst haalbare voor deze kinderen was. Natuurlijk scoren die kinderen allemaal slecht als er zo over ze wordt gesproken, dacht Rajcomar – en ze begon vol goede moed op de Oranje Nassau aan wat haar zwaarste jaar ooit zou worden. Een jaar waarin ze leerde dat ook deze kinderen potentie hadden maar dat ze nooit verder zouden komen als de school ze zou beperken tot wat er van hun ouders was geworden.
Ze wilde ervoor zorgen dat al haar groep 8-kinderen een beter advies voor de middelbare school zouden krijgen dan de toenmalige directeur voorspelde. En dat lukte haar op één leerling na. Wat ze ook op haar conto kan schrijven is, dat waar de meeste scholen in haar buurt met een lerarentekort van 12% kampen, zij totaal geen tekort aan leerkrachten heeft waardoor al haar 247 leerlingen gewoon elke dag op onderwijs kunnen rekenen. Op de vraag hoe dat mogelijk is, noemen haar leerkrachten steevast eerst hun directeur. Wat haar zo goed maakt? Ze komt uit het veld. Ze weet wat leerkrachten meemaken en het eerste wat ze doet als er iets is in de klas of met ouders, is de leerkracht vrijspelen.
Audrey zegt er zelf over dat ze met z’n allen focussen op wat de kinderen nodig hebben en niet op wat de directeur of het schoolbestuur nodig hebben om goed te scoren bij de onderwijsinspectie. Daarnaast spreekt ze de taal van de leerkrachten én van de ouders. Ze begrijpt ze allemaal en denkt met allemaal mee. Dat zij zelf van kleur is en veel kinderen ook, wil ze ook niet onbenoemd laten. ‘Kinderen moeten zich kunnen spiegelen en identificeren met iemand die op hen lijkt’, zegt ze. En daarna: ‘Ik weet, jij weet, iedereen van kleur weet dat je harder je best moet doen. Dat klinkt hard en oneerlijk, en dat is het ook. Maar zo zit het wel.’
Omdat zij zelf opgroeide in een arm gezin weet zij ook hoe het is als je als enige niet mee mag op schoolreis. Dat zal geen enkel kind overkomen zolang zij directeur is. Ieder kind gaat mee op schoolreisje, geen enkele ouder betaalt een ouderbijdrage als hij dat niet kan missen en er wordt tussen de middag met z’n allen en op kosten van de school geluncht. Ook om ouders tegemoet te komen is er twee keer per jaar een studieweek buiten de geplande schoolvakanties. Kinderen zijn dan vrij en leerkrachten hebben tijd om de rapporten te schrijven en ander werk te doen waar ze op lesdagen niet aan toekomen. Daardoor kunnen ouders met weinig geld buiten het hoogseizoen op vakantie.
Als er íemand is die het verschil maakt is het Audrey wel en als er íemand is die een lintje verdient…
Bron: het Parool