Er gaat niets boven het eten van je moeder

 

Ook al zijn mijn kinderen 34 (zoon en schoondochter), ik wil er toch heen, met een krat vol eten…

 

Schoondochter is net terug uit het ziekenhuis en moet in bed blijven, zeker nu ze zwanger is.

 

Geen tien Ruttes houden ons tegen. In onze auto is het veilig, in hun huis is het veilig. De middag voor ons vertrek ga ik koken. Het moet allemaal snel, maar jongens, ik kan dat, als kampioen multi-tasken. Boerenkool, puree met hachee, stoofpeertjes en gehaktballen. Dat kan ik allemaal met mijn ogen dicht fiksen.

 

Aardappels schillen. In de grote familiepan ermee. Twee zakken boerenkool erbovenop, beetje aanduwen, zo! Daar kan het vuur onder. Peren schillen. In de stoofperenpan. Ook het vuur eronder. Gehakt in een kom. Aanmaken met lekkere dingen. Hé, wat ruik ik nou? Ah nee! Heb ik geen water in de familiepan gedaan. Een verstikkende walm. Verdorie, moet ik opnieuw beginnen! Ik gooi de boel buiten in de container, want die stank is niet te harden. De pan ziet er niet uit. Schrobben. Nieuwe boerenkool halen. ‘Je moet een winkelwagentje hoor!’ zegt een medewerkster bij de PLUS. ‘Ik heb maar twee boodschappen!’ hijg ik door mijn mondmasker, want ik hol al door de winkel en zij holt naast mij. ‘Als je gesnapt wordt krijg je een bekeuring’, waarschuwt ze. Terug naar de karretjes. Geen muntje. Dat krijg ik van de lieve medewerkster.

 

Eenmaal thuis poging twee. Terwijl ik naar de winkel was, heeft Man het vuur uitgedraaid onder de stoofperen. ‘Ik dacht dat je niet ook opnieuw met die peren zou willen beginnen,’ zegt hij, als ik hem op zijn kop geef. ‘Je kan beter één ding tegelijk doen,’ doceert hij ook nog, ‘jij gaat altijd even iets anders doen terwijl er pannen op het vuur staan. De hoeveelste keer is dit??’ Echt niet het commentaar waarop je zit te wachten als je kop omloopt omdat je vier gerechten tegelijk staat te produceren.  

 

Weer aardappels schillen. Meteen water erbij doen.  En dan – het is toch niet echt waar? – ruik ik iets. Het vlees dat hachee moest worden, staat rigoureus aan te branden. Gauw weggooien buiten, pan schrobben en weer naar de PLUS. Karretje pakken voor dat ene schaaltje vlees. Opnieuw beginnen. Gelukkig merkt Man het niet. De gehaktballen doen tenminste zonder morren wat ze moeten doen. Uiteindelijk staat het krat klaar voor morgenochtend. Eten voor minstens drie dagen. Hoeven die kinderen daar niet over in te zitten. De volgende ochtend staan we vroeg op. Telefoon. Zoon. Hij heeft lichte keelpijn en moet zich laten testen. Of we een dag later kunnen komen, mits zijn test negatief is? Hij wil ons een covid-19-besmetting niet aandoen. Hij gaat naar een commerciële instantie voor een sneltest. Jemig, wat moet ik nu met al dat eten? ’s Avonds meldt zoon opgelucht dat de test negatief is.

 

 

We kunnen dus toch naar ze toe. Zoon moet werken in de zijkamer, schoondochter slaapt en wij vermaken ons schattige kleindochtertje. ’s Avonds zitten we aan de boerenkool en schoondochter eet gelukkig weer. In het ziekenhuis at ze niets. De volgende dag stuurt ze een appje met foto van de stoofperen: ‘Bedankt lieve schoonmama!’ Daar doe je het toch allemaal voor? Eén ding weet ik wel: ik begin nooit een intiem restaurant aan huis. Had ik dan zo’n plan? Ja! Dan konden jullie allemaal een keertje gezellig komen eten.

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel