Elk jaar vaste prik op het kerkhof
‘Rond het graf wordt eerst gezoend en provisorisch bijgekletst.’
Elk jaar in juni spreken we samen om stipt 12.00 uur af op het kerkhof. Ergens aan het begin van het jaar wordt de datum geprikt en aan iemand doorgegeven en daarna belt de een de ander en kunnen we er vergif op innemen dat iedereen er gewoon is – mijn zus en ik, onze mannen en alle tantes en ooms die nog in leven en/of mobiel zijn. We treffen elkaar bij het graf van onze ouders, want die worden vandaag herdacht. Volgens goed katholiek gebruik wordt dit ritueel eigenlijk voorafgegaan door een mis, maar we hadden op een goed moment gegronde redenen om de mis over te slaan – herdenken zit immers in je hart.
Rond het graf wordt eerst gezoend en provisorisch bijgekletst zodat mijn ouders ook weer op de hoogte zijn van wat er zoal speelt. Dan wordt gezamenlijk een onzevader gebeden. De oudste broer van mijn vader nam een paar jaar terug de taak van mij over om voor te bidden omdat ik het jaar daarvoor in de tekst was blijven steken en er niet meer uitkwam (onvoorstelbaar maar waar). Na het onzevader spreken we mijn ouders toe – ieder op zijn eigen manier en niet per se hardop. Dan volgt de wandeling over het kerkhof – een ware trip down memory lane – en tot slot wordt er koers gezet naar de herberg op het dorpsplein: drinken, eten, praten, lachen, roddelen.
Naar die zondag in juni kijk ik altijd uit. Want die zondag in juni is de enige connectie met andere familie dan mijn zus en de enige connectie met waar ik vandaan kom. Alleen op die zondag in juni zijn er mensen die me kunnen vertellen over vroeger toen ik klein was – vroeger toen zij al groot of groter waren en ik nog heel klein, in ieder geval te klein om het me te kunnen herinneren. Die zondag in juni is de enige dag in het jaar die mij verhalen brengt die ik bijna vergeten was of nog nooit had gehoord.
En uitgerekend die zondag was opeens die zondag niet meer. De vanzelfsprekendheid van de een die de ander belt was blijkbaar ergens in de soep gedraaid en daarmee was de zekerheid dat niemand ooit verstek laat gaan komen te vervallen. Het was niet compleet. Wij waren niet compleet. Er miste iets wat nooit meer helemaal terug zal komen. De tantes en de ooms die nog in leven en/of mobiel zijn, worden namelijk zomaar vanzelf elk jaar een jaartje ouder. Alleen, het was me niet opgevallen dat dat gebeurde. Ook omdat ik dat liever niet zag. Alsof iedereen ouder mocht worden, behalve zij. Omdat zij de enigen waren die me op die ene zondag in het jaar mee terug konden nemen naar een tijd die ook al nooit meer terugkomt.