Een zorgelijke ontwikkeling bij mijn vriendin
Oei, wat was ze boos. Boos op het land dat haar niet serieus lijkt te nemen, maar wel van haar afhankelijk is geraakt.
En nee, ik heb het hier niet over een president, of over Moeder Natuur, maar over mijn vriendin die verpleegster is. Die op haar tandvlees liep, en die na vijftien maanden is omgevallen. Huilend had ik haar aan de telefoon. Ze voelt zich zo miskend. En ik begrijp dat.
Vorig jaar was ze nog blij met een applausje. Toen was ze ook al moe, maar toen voelde ze zich nog gewaardeerd. Maar door dat gelazer met die zorgbonus die later volgde, verdween dat gevoel weer als sneeuw voor de zon. De zon die er een jaar geleden ook al bij was en er nu weer aankomt voor de volgende zomer. En ze hoopt maar dat die niet zo heet wordt als toen, want dat werken in die hittegolf was horror.
Maar ja… ze moesten wel. Zij konden niet zeggen dat ze nu wel klaar waren met dat stomme virus. Vakanties werden dus gewoon geschrapt, terwijl ze best wat vakantiedagen had willen steken in het begeleiden van haar kinderen die niet naar school konden. Maar ach, dacht ze toen nog, als we allemaal even thuisblijven…
Maar nee hoor. Elk weekend hoorde ze over demonstraties, feesten, knokpartijen en plunderingen. En zag ze mensen binnen worden gebracht die daar dan “gezellig” bij waren geweest.
‘Wordt het Nederland niet uitgelegd?’ vroeg ze weleens. Want zelf had ze geen tijd meer om tv te kijken, door alle overuren. Ze verzorgde zieke mensen als waren het haar eigen kinderen, die ze veel te weinig zag, en hoopte stiekem op wat opslag als waardering voor haar inzet.
Maar helaas… er kwamen geen centjes bij. Alleen maar extra patiënten en extra uren. En ze ergerde zich groen en geel aan de volle parken, illegale feestjes, vakantietripjes en mensen die riepen dat corona niet bestond, maar ze bleef dapper voor ze zorgen wanneer ze in het ziekenhuis belandden. Ook toen het ineens wéér winter was geworden en er heel veel sneeuw lag. Toen iedereen eindelijk en beetje binnen bleef, toog zij zwoegend door de sneeuw naar haar patiënten. En ik was trots op haar. En dat was ik nog steeds toen het weer voorjaar werd.
Maar dit weekend werd ik bang van haar. Want, gut, wat was ze boos. En dat allemaal door een orgelman die ook al die tijd geen geld had kunnen verdienen, en die nu met zijn orgel rondjes door het dorp liep en bij alle deuren zijn centenbakje liet rammelen. Best begrijpelijk, vond ze nog toen ze zich de eerste keer omdraaide in bed. Ze had namelijk wéér nachtdienst.
Maar de orgelman deed niet één rondje, nee, hij deed er een stuk of zeventien. Uren achter elkaar klonk de Pastorale in een net iets te hoog tempo. En ineens was het op. Ze ging volledig uit haar plaat, en ligt nu met kalmeringsmiddelen in bed. Burn-out!
Einde aan de drukke dagdiensten, de extra weekend- en nachtdiensten, en de pogingen om overdag te slapen terwijl heel Nederland aan het verbouwen was geslagen. Overal lawaai. En overal mensen die regels overtreden, ten koste van háár tijd en háár energie. Zo begon het steeds meer te voelen, gaf ze vorige maand al aan.
En ze had het zo graag willen afmaken. Maar bijna aan het einde van de tunnel viel ze om, en roept ze heel hard dat ze nooit meer teruggaat. Ze gaat een vakantie boeken, roept ze boos. Maar ik weet dat ze dat niet echt gaat doen.
Maar lieverd, ik zeg je dit: voor mij en heel veel Nederlanders zijn jij en je collega’s helden. Echt waar! En als ik geld had gaf ik jullie allemaal opslag, maar dat heb ik niet en mijn belastingcentjes gaan naar schulden van slachtoffers van stomme fouten.
Jullie moeten het dus blijven doen met onze enorme waardering en bewondering, en onze diepe, diepe dank.
Liefs van mij en heel veel andere dankbare Nederlanders.