Een vakantiedag zonder Flo
Of Flo ook tijdens de vakantie naar De Wollewei wil komen. May weet het niet zo goed…
Of Flo ook tijdens de vakantie naar De Wollewei wil komen. En of ik dat zo snel mogelijk door kan geven. Voor veel bijzondere kinderen is vakantie niet de hemel. Zes weken lang aan oningevulde dagen, zes weken waarin alles open ligt, zes weken waarin alles kan, spontaan. Velen verlangen er een jaar lang naar. Onze kinderen niet. Maar toch hakkel ik. In de vakantie wil ik mijn meisje bij me hebben. Aan de borst drukken. Leuke dingen doen. IJsjes eten. Niet haar wegbrengen terwijl ik met de andere twee picknick in het park. Omdat ik hakkel, krijg ik een paar dagen bedenktijd van de juf. Maar meer niet want ze moet, logisch, haar schema maken.
De eerste twee weken is Flo sowieso vrij, schrijf ik haar. En laten we daarna dan de maandag, dinsdag en woensdag maar doen. Toch blijf ik twijfelen. Ik heb de eerste drie dagen van elke week van de zomervakantie vrijgeboekt om bij mijn dochters te kunnen zijn. Een seizoenskaart voor de Linnaeushof, een abonnement voor Artis en ons strandhuisje zullen onze zomer-hangouts zijn. Ik plan elke dag iets leuks. Met een mand met gesmeerde broodjes, stukjes komkommer en voor ieder een klein snoepzakje tijgen we naar de Linnaeushof. Flo is voorbeeldig en durft zelfs in het schommelstoeltje dat je vier meter de lucht in zwiept. Lachen. Gieren. De tweede keer gaat het ook goed, maar de derde keer…
Bij elk kind, en dat zijn er veel, staat ze stil om het verhaal van Roodkapje te vertellen
Mijn oververhitte meisje rent rond met een hoofd vol verhalen. Bij elk kind, en dat zijn er veel, staat ze stil om het verhaal van Roodkapje te vertellen. Op luide toon. Ze wil niet wachten bij attracties. En ook niet meegaan in de keuzes van haar zusjes. Als ze beide zusjes ook nog eens een duw verkoopt, is het klaar. Naar huis. In de auto huilt ze hartverscheurend. ‘Ik was heel stout, mama. Heel stout,’ ze hapt adem door haar tranen heen en haar lijfje schudt heen en weer. Dat ik heel, heel boos ben. Sterker nog, deze bui staat in mijn top 10 van boze buien, zeg ik terwijl ik de bocht om stuur. Mijn hyperende meisje pakt mijn arm, drukt hem tegen haar jurkje waar natte traandruppels op zijn gevallen en zegt: ‘Maar máma. Wíl je met me trouwen?’
Boos ben ik niet meer, welk mens zou dat kunnen, maar die Wollewei in de zomervakantie…da’s misschien toch niet zo’n slecht idee.
Om de gang er naartoe een beetje feestelijk te maken, mag Flo op de fiets. Normaal hebben we daar geen tijd voor en bovendien is fietsen met Flo door de stad best gevaarlijk. Nu zijn de straten leeg en om haar extra te beschermen, loop ik er joggend naast. Camillo, buongiorno! Mijn meisje begroet de begeleider, benoemt de pictogrammen waar haar dag op staat uitgebeeld, pakt de doos met boekjes en kust me. En nog eentje. Dag mama, tot vanmiddag.
Ik voel me ontheemd. Ontregeld. Mijn andere meisjes ook. Geen zin om iets te doen zonder Flo. Ik parkeer ze op ons grote bed met iPads en boeken en ik ga onze kledingkasten maar uitmesten. Nuttige dingen doen, dan gaat de tijd sneller. Het voelt als liefdesverdriet light. Je wilt zo graag bij iemand zijn die niet bij je is. Met dat verschil dat ik ons meisje over vijfenvijftig minuten weer achter haar oor mag snuffelen.
En dan gáán we toch een ontzettende softijs-met-zonder-spikkels eten…