Een testament zonder notaris

 

Vannacht, tijdens het nuttigen van een oliebol met poedersuiker, vertelde S. mij een verhaal om het jaar goed mee te beginnen.

 

 

Het was een verhaal over zijn oom. En ik weet niet of het waar is, maar ik wilde het jullie niet onthouden.

 

Zijn oom, George van Haevenzaete tot Brughencate de derde, was onlangs overleden. Hij had zijn oom niet goed gekend, maar hij had de verpleegster die hem de laatste week van zijn leven had verzorgd wel nog even gesproken op de begrafenis. En zij was heel erg onder de indruk geweest van zijn oom, vertelde ze, en dat vond hij fijn om te horen. Zij vond het een aardige man en hij was zo lekker gewoon gebleven, vond ze ook nog.

 

‘Nou, hij was ook heel gewoon, hoor’, vertelde S. terwijl ik nog een hap nam van mijn oliebol. Maar dat vond de verpleegster dus helemáál niet. Als je zó puissant rijk bent, en toch zo eenvoudig blijft wonen en bescheiden blijft, dan ben je een groot man, vond zij.

 

Puissant rijk? dacht S. toen, misschien moet ik binnenkort toch maar eens langs mijn tante. Want ik weet wat niks.

 

‘Hoezo denk jij dat hij zo rijk was?’ checkte S. dus toch maar even bij de verpleegster, vertelde hij terwijl ik nog wat poedersuiker op mijn oliebol strooide. ‘Ik ken mijn oom als een hardwerkende man, maar niet als een rijk man. Hij was er zelfs altijd weer vandoor als ergens voor betaald moest worden. En vlak voordat hij aan de beurt was om een keer een rondje te geven, was hij ook altijd pleite. Je kent ze wel, dat soort types.’

 

‘Ja,’ beaamde de verpleegster, ‘dat soort types ken ik ook wel. Maar misschien is dat de enige manier om rijk te worden dan? Ik spendeer altijd zo veel geld aan het trakteren van anderen dat ik nooit rijk ga worden, denk ik. Maar misschien die anderen dus wel. Zij die nooit eens een rondje geven.’

 

‘Zou kunnen’, antwoordde S., en hij condoleerde nog even wat ooms en tantes, zo liet hij me weten terwijl het vet van de oliebol over mijn kin liep.  

 

Toch liet het hem niet los dat de verpleegster dacht dat zijn oom zo rijk was. Dus liep hij na afloop van de plechtigheid toch nog een keer naar haar toe.

 

‘Ik wil er nog even op terugkomen,’ zei hij. ‘Puissánt rijk, zelfs? Hoe kom je in godsnaam aan dat idee?’

 

‘Nou,’ zei de verpleegster, ‘op zijn sterfbed zaten we met z’n allen om hem heen en toen begon hij te verdelen. “Joop,” zei hij, “ik wil dat jij de villa’s in Wassenaar en Bloemendaal krijgt.” En toen dacht ik nog: hoezo kom je daar nu pas mee? Had je dat niet beter kunnen vastleggen bij de notaris dan? Maar de anderen kregen ook allemaal iets. Want Sjaak kreeg de kantoren op de Zuid-as, en hij stond erop dat zijn dochter de flatgebouwen van de Vogelbuurt zou overnemen. En daarna was hij zo verschrikkelijk liefdevol naar zijn vrouw. Hij bedankte haar voor alles en kreunde op het laatste moment dat hij heel graag zou zien dat zij de residentiegebouwen bij het park zou krijgen. Nou, dat is niet niks, toch? Dat zijn prachtige panden. En ik vond het zó bijzonder dat iemand zo hard gewerkt bleek te hebben, en dus zoveel eigendommen kon verdelen, maar dat ik dat nooit aan hem heb gezien.’

 

‘Eigendommen?’ lachte S. toen. ‘Dat zijn geen eigendommen, hoor. Dat waren gewoon zijn krantenwijken.’

 

En toen zat de poedersuiker zo ongeveer overal waar ik het niet wilde hebben. Maar een goed begin is het halve werk, zeggen ze.

 

Gelukkig nieuwjaar dus allemaal!

 

En heel veel goede moppen en lachbuien in 2022!

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke