Een onderbroken nacht hoeft zo gebroken nog niet te zijn
En er is helemaal geen ‘zo heurt het’ als het om slapen gaat.
Nachten van acht uur maken lukt bijna niemand, om je maar meteen uit je droom te helpen. Ongeveer de helft van ons Nederlanders schijnt gebroken – lees: onderbroken – nachten te hebben. Dat zouden vooral vrouwen zijn overigens, waarbij de onderzoekers er niet bij vertellen hoe oud die zijn en of de overgang hier misschien een rol speelt – want reken maar dat ie dat doet. Er zijn vrouwen bij die de wakkere uurtjes in de stille nacht pakken om ongestoord te mijmeren. Al zijn die positivo’s in de minderheid en ligt het gros te woelen en te piekeren en zich druk te maken over niet uitgerust aan de dag kunnen beginnen na weer zo’n gebroken nacht waarin kleine problemen onoverkomelijk werden en de negatieve gedachten over elkaar heen buitelden.
Slaaptekort maakt kribbig, maakt somber, kan zelfs ziek maken. En alleen al het vooruitzicht om afgepeigerd aan de dag te beginnen is genoeg om elke slechte slaper wakker te houden. Maar wist je dat je van slapen in twee delen helemaal geen slaaptekort hoeft op te lopen? Heel vroeger was slapen in twee fasen juist de norm. De slaap was verdeeld over twee blokken, van elkaar gescheiden door een doorwaakte periode. In de pre-industriële tijd zouden mensen niet lang na zonsondergang naar bed zijn gegaan om vervolgens na middernacht te ontwaken, enkele uren wakker te zijn en daarna hun tweede slaap te pakken. Dat bleef zo totdat het kunstlicht kwam waardoor er tot lang na zonsondergang gewoon doorgeleefd kon worden.
Lang verhaal kort? Er is geen ‘zo heurt het’ als het om slapen gaat. Wat wij normaal of gezond noemen is in werkelijkheid maatschappelijk opgelegd, economisch gestuurd of op individuele productiviteit gericht (denk aan de nachtdienstdraaiers of zij die geregeld de ene tijdszone voor de andere moeten verruilen). Vergeet daarom de slaaphulpboeken en -verhalen die tot in den treure herhalen dat acht aaneengesloten uren in een afgesloten ruimte met hooguit een andere persoon zaligmakend zijn. Alleen al dat loslaten geeft rust.
Als ik terugdenk aan mijn vader vanaf het moment dat hij de tijd aan zichzelf had, dan zie ik hem ‘s middags een paar uur knorren op de bank, ‘s avonds na het eten nog eens op diezelfde bank, na middernacht richting zijn slaapkamer, rond de klok van drie richting de keuken om een krantje te lezen en als zijn ogen vanzelf dicht dreigden te vallen nog een keer terug naar bed om er een gat in de dag te slapen.
En uitgerust dat hij was!
Bron: Volkskrant