Een ode aan de pukkel
Bij iedereen thuis lag wel zo’n pukkel: een souvenir uit pa’s militaire diensttijd. Of van je oudste broer.
Die legergroene tas kreeg een tweede leven als schooltas. Veel handiger dan zo’n oubollige attachékoffer van leer en bovendien veel stoerder. Je kon er No Nukes op stiften of No Future. Als je even niet keek, krabbelde er iemand met balpen haar naam op. Die pukkel was lekker licht en toch ijzersterk: ideaal om schoolboeken en schriften in te vervoeren. Maar wat zat er oorspronkelijk in?
Volgens het Handboek voor de Soldaat moesten er etensblikken in, een gamel, een regencape, wanten, handdoek, toiletartikelen, een pet, sokken en, jawel, ‘herstelgarnituur’. Een naaisetje dus. Naalden, knopen, spelden, garen en een vingerhoedje. Zo kon je in de loopgraven in ieder geval je sokken stoppen. Met koude voeten kun je immers niet vechten. Al zegt dat ook niet alles. Vraag maar aan de Duitsers die in 1943 bij Stalingrad doodvroren. Of aan Napoleons infanteristen, die in 1812 bij Moskou hun Waterloo vonden.
Dumpstore
Maar toch: goed spul keeps you running. En legerspullen zijn altijd van onverwoestbare kwaliteit. Outdoor-sporters kunnen ervan meepraten. Hun gereedschap lijkt niet voor niets heel erg op dat van de soldaat. De RVS-gamel, een afsluitbaar bakje voor je etenswaren, dat je ook als bord of pannetje kunt gebruiken. De bestekset, de emaillen beker. Het Zwitsers zakmes. Veldflessen. De kistjes, waarmee je mijlenver kunt lopen. Thermische onderkleding, om warm te blijven. En dan de stormbestendige legertent. Alleen de zware katoenen De Waard-tenten konden zich met die kwaliteit meten.
Niet toevallig was oprichter Machiel de Waard zeilmaker voor de Koninklijke Marine. Zo kregen legerspullen een tweede leven, al dan niet door de populariteit van de dumpstores, waar het allemaal terechtkwam na het afzwaaien van de soldaat. Sinds de opkomstplicht voor militaire dienst is opgeschort zien we steeds minder kwaliteitskloffies en uitrustingen op de markt. En dat is best wel jammer, want wegwerprotzooi is er al meer dan genoeg.
Dit artikel verscheen eerder op Falder