Een mannenbrein klopt voor geen meter
Wat is dat toch in een mannenbrein? Dat er geen lampje gaat branden als je ziet dat je je gast niet op de grond in een kale kamer kan zetten?
Man kijkt mij aan met een hulpeloze blik en vraagt: ‘Wat is het probleem nou helemaal?’ Ik denk na. Misschien maak ik het probleem wel groter dan het is en is het geen probleem, maar gewoon een kwestie. Dat klinkt al veel neutraler: kwestie. Laat het over je tong rollen en je voelt aan je water (of aan iets anders) dat het lang zo vreselijk niet is als een probleem. De voorgeschiedenis:
Afgelopen maandag was mijn vriend de parketpipo hier. Terwijl ik dit schrijf is het dinsdag. Alles zou aan het einde van deze dag klaar zijn. Ons meubilair staat nog steeds buiten. De vloer is geschrobd en moet drogen, zodat de olie eroverheen kan. Nu is de parketpipo erg van de onverwachte voetangels en klemmen. Komt hij vanochtend al kletsend binnen (vraag me niet waarover het ging, dat heb ik allang verdrongen), en meldt achteloos dat de vochtigheidsgraad van het hout niet zodanig is, dat hij er nu olie overheen kan smeren. Dan krijg je een foute hechting. Moet je niet willen hè, foute hechting. In het hele leven niet, maar bij een parketvloer al helemaal niet. De vloer moet drogen bij 23 graden. Als hij dat gisteren had gemeld, hadden we vannacht de verwarming aangezet. Straks, waarschijnlijk als we zitten te eten, komt hij met zijn olie. En dan komen ze op woensdag, eind van de middag, de meubels terugzetten. En wat heeft Man afgesproken voor woensdag? Dat er een collega op bezoek komt en of hij kan blijven eten. Ik had al ‘ja’ gezegd, omdat hij dit vorige week vroeg.
We zitten nu echter in een totaal andere situatie. ‘Je moet je collega afbellen, want dat wordt niks’, zei ik vanochtend. En toen kreeg ik die hulpeloze blik. ‘In de keuken is toch niets aan de hand?’ vond hij. Mwah, afgezien van de schemerlampen die er staan en van de stapels boeken op het aanrecht en een olifant naast de kookplaat, is er niet veel aan de hand nee. Maar koken is wel een uitdaging. ‘En waar had je gedacht het maal uit te serveren?’ vraag ik. O nee, dat kon niet, daar had ik gelijk in. Natuurlijk had ik gelijk. Ik heb bij dit soort dingen altijd gelijk. Wat is dat toch in een mannenbrein? Dat er geen lampje gaat branden als je ziet dat je je gast niet op de grond in een kale kamer kan zetten? Als je ziet dat er al twee dagen een olifant naast de kookplaat staat. Hoe komt het dat je dit als vrouw moet uitleggen? Hartelijke groeten aan Sunny Bergman, maar mannen en vrouwen zijn anders gebakken. ‘Ik ga wel met hem naar het Zwaantje’, oppert hij. Reuze idee. Wel lief, want hij vraagt waar ik dan eet? Nou, moeder gaat naar de Smultaria voor een patatje oorlog. Iets wat wel bij de toestand past. Al moet ik toegeven dat het probleem na rijp beraad toch een kwestie werd.