Dreigen streektalen echt weg te kwijnen?

 

Neet bie dit nicheke!’

 

 

 

Gooijendaag nicheke, prachtige daag um jörig te zeen! Va harte proficiat! Puunekes va mich. De echte puunekes dunt ver mit de poasje?!

Deze app komt van mijn neef Bart. Neef Bart bleef in Gulpen wonen, daar waar ik geboren werd en opgroeide. Hij feliciteert me in deze app met mijn verjaardag, maar dat had je er waarschijnlijk al uitgehaald. Verder vindt hij het een mooie dag om jarig te zijn en stuurt hij me er zoenen voor. De echte zoenen doen we met Pasen, zegt hij erachteraan en hij plaatst er een vraag- en uitroepteken bij. Daarmee zegt hij dat hij erbij zal zijn, bij de familiereünie die voor paaszaterdag gepland staat, en vraagt of ik ook van de partij ben.

 

Telkens als ik de apps spel van neef Bart – of van vriendin M. die ook in het Limburgs appt en me altijd aanspreekt met het überschattige sjatteke – kom ik een beetje thuis. Want Limburgs is mijn moedertaal en hoewel ik dit jaar op de kop af 45 jaar in Amsterdam woon, droom en denk ik tot op de dag van vandaag in het Limburgs. Dat is apart, heb ik me laten vertellen. Apart omdat vrijwel iedereen die overgaat van zijn moedertaal naar een andere taal en dat maar lang genoeg volhoudt, op den duur ook gaat dromen en denken in die andere taal.

 

In mijn begintijd in Amsterdam kon je al van kilometers ver horen dat ik uit Limburg kwam. Je kon het horen aan de zachte g, dat ook. Maar zeker ook aan de vette l en de schrale r die achter in mijn keel werd gevormd in plaats van onder mijn tong en in mijn wangen. Ik werd ermee gepest, met dat accent. Regelmatig werd ik, geloof het of niet, heel subtiel en totaal onbegrijpelijk Ahmed genoemd waarbij het als Agmed werd uitgesproken. Toen ik tot de conclusie kwam dat het er minder om ging wat ik te vertellen had dan hoe ik het vertelde, ging ik op een dag voor de spiegel staan en begon ik te oefenen op de g en r en l en ik oefende net zo lang totdat het leek of ik gewoon een van hen uit Amsterdam was en niet meer werd gepest met mijn accent.

 

Volgens een stuk in het NRC van afgelopen week dreigen streektalen weg te kwijnen. Dat is jammer, vindt de schrijver, omdat taal juist een verruiming van het denken biedt en gemeenschappen kan verbinden. Hij denkt ook dat het spreken van een streektaal wordt gezien als achterlijk, asociaal of aandoenlijk. Dat laatste verbaast me. Want waar ik er vroeger, toen ik nog maar net in Amsterdam woonde, alles aan deed om mijn afkomst te verloochenen zodat ik voor vol aangezien zou worden, grijp ik tegenwoordig juist elke kans aan om mijn kennis van het Limburgs wijd te verspreiden en word ik er nooit – en dan bedoel ik echt nooit – meer mee gepest of om uitgelachen. Als er al eens iets van feedback op komt klinkt er hooguit verwondering en ook wel waardering.

 

Dus mocht je het mij vragen dan moet iedereen die een streektaal spreekt die vooral blijven spreken en rap gaan oefenen met schrijven en spellen als dat – zoals in mijn geval – wat achterloopt. Want geloof me maar, hoe ouder je wordt hoe fijner dat gevoel van thuiskomen is.

Door: Brigitte Bormans

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.

Afbeelding van Brigitte Bormans