‘Alle opgekropte frustratie over onze schoondochter en kleinkinderen kwam er die dag in één keer uit.’
‘Toen onze oudste zoon jaren geleden zijn nieuwe vriendin aan ons voor was komen stellen, zeiden mijn vrouw en ik daarna tegen elkaar dat deze liefde zo weer over zou zijn. Niet zijn type en ook niet echt aardig. En dat terwijl we onze zoon altijd zeiden dat de zon ging schijnen als hij binnenkwam. Ondenkbaar dat deze relatie standhield.
Maar dit verhaal zou heel anders lopen. Want na een half jaar kwam onze zoon ons vertellen – hij kwam in zijn eentje die keer – dat zijn vriendin zwanger was. Niet echt gepland, zei hij er nog wat schaapachtig achteraan, maar daarom niet minder welkom. Ze woonden al zo goed als samen, zei hij, maar nu zouden ze allebei hun appartement opdoeken om samen naar iets groters op zoek te gaan.
Dat eerste kindje kwam er, een dochtertje. Natuurlijk waren we trots en verliefd op dat kleintje, maar we kregen de kans niet. Onze schoondochter hield ons op een heel grote afstand en wilde niet dat we ons op welke manier dan ook met haar gezinnetje zouden bemoeien. Vrij snel na nummer een kwam nummer twee: ook weer een meisje. En ook hier konden we alleen maar naar kijken. Minstens zo erg was de relatie met onze zoon, want die zagen we steeds verder bekoelen. Hij raakte steeds verder van ons verwijderd en wat we ook probeerden, het lukte niet meer om met elkaar te zijn zoals we dat altijd waren. Heel soms kreeg mijn vrouw hem aan de telefoon en kon ze heel eventjes met hem praten, maar we kregen hem nooit meer alleen te zien. De zeldzame keren dat ze nog eens onze kant uit kwamen hingen de kinderen als aapjes aan hun moeder en deed hun moeder alsof wij niet bestonden.
Naarmate de kinderen ouder werden, werd het steeds lastiger. Het was één grote jengelpartij als ze er eens waren, en als ze even niet hun zinnetje kregen gilden ze de hele boel bij elkaar. Wij lieten het gebeuren, onze zoon liet het gebeuren. Alsof hij ook al een toeschouwer was in zijn eigen gezin en overgeleverd aan de nukken van zijn kinderen die met hun moeder een ondoordringbaar front vormden.
Ze waren vier en vijf, de meisjes, toen ze weer eens langskwamen met zijn allen. De jongste zat constant overal doorheen te krijsen. Een gesprek was volstrekt onmogelijk. Ze gijzelde ons allemaal en niemand deed of zei iets. En toen barstte bij mij de bom. Ik sprong ongeveer op uit mijn stoel, liep naar haar toe, pakte haar bij haar armpje en schreeuwde dat ze nu haar mond eens moest houden. Het moest eens een keer afgelopen zijn, want dit pikten wij niet in ons eigen huis. Was ze nou helemaal gek geworden? Waren ze nou allemaal helemaal gek geworden?
Het dreinen was meteen over en toen ze begon te huilen was dat omdat ze echt van mij geschrokken was. Ik denk dat het nog geen halve minuut duurde voordat ze met z’n vieren buiten stonden. ‘Meekomen’, brulde onze schoondochter nog tegen onze zoon, en weg waren ze. Ik heb al verschillende keren geprobeerd om hem te spreken te krijgen, want natuurlijk spijt het me dat dit zo uit de hand liep en dat alle frustraties van jaren er in één keer uit knalden. Maar ik krijg geen enkele kans en zelfs mijn vrouw wordt sinds die uitval genegeerd. Als hij de telefoon al eens opneemt krijgt ze steevast te horen dat hij haar terug zal bellen. Wat hij nog nooit heeft gedaan.’
Willems naam is vanwege privacy gefingeerd. Zijn echte naam is bekend bij de redactie.
Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.