‘Dit is het ergste dat mijn moeder ooit tegen me gezegd heeft’
Door een intens gemene opmerking heeft Jonne geen contact meer met haar moeder. En dan komt het moment dat ze echt afscheid moet nemen.
‘Als ik aan mijn jeugd denk zie ik mezelf altijd zoeken naar de goedkeuring van mijn moeder. Op school moest ik echt mijn best doen, maar het was nooit goed genoeg. Zeker toen mijn vader plotseling overleed had ik grote moeite om mijn leventje in de juiste richting te houden. Hij was mijn anker en met hem was ik vier handen op een buik. Ook hij was nogal chaotisch en creatief, waarschijnlijk herkende ik mezelf blindelings in hem. Na zijn dood, ik zal een jaar of veertien zijn geweest, was de buffer weg en kreeg ik vaak de volle laag van mijn moeder. Inmiddels was duidelijk dat ik adhd had en dat verklaarde mijn onrust. De relatie met mijn moeder werd alleen maar moeilijker. Ze bleef maar proberen om mij te veranderen, maar ik wist niet in wat. Wat ik ook probeerde om het in haar ogen goed te doen, het lukte me nooit. Alsof ze een vierkantje door een rondje wil duwen.
Op een middag, toen bleek dat ik weer zou blijven zitten en dus van school zou moeten, kregen we weer eens verschrikkelijke ruzie. In haar woede beet ze me de meest verschrikkelijke woorden toe die ik ooit zou horen: ‘Ik begrijp je niet. Ik hou van je omdat het moet, maar ik mag je niet.’ Wekenlang lag ik er wakker van. Nachtenlang maalde ik in mijn hoofd. Wat had ik dan toch fout gedaan in haar ogen? Ik deed zo mijn best om het goed te doen, maar blijkbaar faalde ik keer op keer.
Zodra ik dan toch eindelijk mijn diploma had gehaald ging ik zo ver mogelijk bij haar vandaan een opleiding volgen zodat ik wel op kamers moest. En in het weekend ging ik bijna nooit naar huis omdat het met het openbaar vervoer zo lang reizen was. Mijn moeder kwam ook nooit naar mij toe, daar had ze het te druk voor. Dat ze wel met mijn zus dagjes op stap ging, dat stak me wel. Mijn zus kon er niets aan doen dat ze de ideale dochter was. Daarover zei ze ooit wel dat ze al haar hele leven het gevoel had dat zij een heel andere moeder had dan ik, maar dat ze er nu eenmaal niets aan kon doen, laat staan het veranderen.
Ooit heb ik wel geprobeerd om met mijn moeder het gesprek aan te gaan. Over wat ze die avond had gezegd en de impact die het op mij al die jaren had. Maar ze keek me alleen maar aan en zei dat ze me nog steeds niet begreep, dat ze vond dat ze als mijn moeder haar best had gedaan. En toen bleef het stil. Geen excuus voor wat een verschrikkelijke uitwerking haar woorden op mij hadden, geen gesprek over hoe we het als moeder en dochter beter zouden kunnen doen. Ik besloot toen dat ik beter af zou zijn zonder mijn moeder in mijn leven.
Pas toen ik zelf kinderen kreeg kwam al het verdriet eruit en heb ik jarenlang therapie gehad om haar opmerking te verwerken. Tegen mijn eigen kinderen zeg ik wel hoeveel ik van ze hou, dat ik wil weten waarom ze dingen doen, zodat ik ze wel begrijp. Alles om maar de connectie met ze te hebben die ik bij mijn eigen moeder zo gemist heb.
En toen kwam er een telefoontje van m’n zus. Dat onze moeder door een hersenbloeding in het ziekenhuis was beland en dat het erg slecht met haar ging. Of ik er niet over na wilde denken om toch nog een keer naar haar toe te gaan. Om afscheid te nemen.
Ik ben gegaan. In de ijdele hoop dat ze de woorden die ik het liefste wil horen eindelijk eens hardop zou zeggen. Dat ze van me hield omdat ze dat voelde, niet omdat ze dat van zichzelf moest. Maar ze kwamen niet.
Toen ik de deur van haar kamer openmaakte lag ze in haar bed met haar rug naar me toe. Ik hoorde de zachte piepjes van de apparatuur die haar in leven hield. Toen ik op de stoel naast het bed ging zitten zag ik haar gezicht en ik schrok ervan hoe mager ze was geworden. Maar in dat gezicht herkende ik de harde trekken uit duizenden. Jarenlang zag ik ze in mijn dromen voorbijkomen. Toen ik mijn stoel wat dichterbij schoof opende ze haar ogen en ik zag een blik van herkenning. Moeizaam zei ze mijn naam en vroeg ze waarom ik was gekomen. Al die jaren had ik haar toch zeker laten barsten en nu het einde in zicht kwam wist ik haar opeens wel te vinden? Was ik soms uit op de erfenis? Terwijl ze dit zei sloot ze haar ogen weer en slaakte ze een diepe zucht.
Zonder nog iets te zeggen ben ik opgestaan en ben ik de kamer uitgelopen. Om mezelf te beschermen. Een paar dagen later kreeg ik een telefoontje van mijn zus dat ze was overleden. Ik bedankte haar dat ze me belde om het verdrietige nieuws te vertellen maar zei er meteen achteraan dat ik niet bij de begrafenis zou zijn en dat ik niets met de erfenis te maken wilde hebben. Daarna beëindigde ik het gesprek, rechtte ik mijn rug en voelde ik me eindelijk bevrijd. Het was genoeg geweest.’