Deze terugreis was de ergste ooit
Hoe het allemaal zover gekomen is? Ik weet het eigenlijk niet.
Ken je die scène uit Love Actually waarbij Emma Thompson nog even ferm over de lakens strijkt? Alsof ze daarmee de breuk in haar huwelijk kan lijmen? Die vrouw ben ik nu. Ik vouw, ik strijk, ik schik de kussens, was de ribbels van de Nutella-pot schoon. Alles om ergens maar een beetje controle over te hebben.
Ondertussen wordt de tennisbal van papier maché die zich in mijn huig heeft verstopt elke dag groter. Gisteren at ik een banaan, zes schijfjes chips en ’s avonds drie edamame-bonen. En ik dronk vier glazen wijn.
Hoe het allemaal zover gekomen is? Ik weet het eigenlijk niet. Schreef ik laatst over een vrouw die me zag worstelen en de wijze woorden sprak: ‘Ook deze dag gaat voorbij.’ Nou, die ging voorbij. En toen kwam er nog een. En weer een. En nu is het al twee weken een lange ketting van nachten zonder slaap, een meisje dat alleen maar huilt, schreeuwt en boos is. Mijn gereedschapskist is omgekieperd en ik zit radeloos tussen de bouten en de schroeven waar ik de afgelopen vijftien jaar toch altijd redelijke reparatiewerkzaamheden mee heb kunnen verrichten.
We zijn toch maar naar Italië gegaan. Italië, waar het leven vertrouwd en goed is. Waar mijn ouders zijn. En Gino, de kleine maltezer die mijn vader speciaal voor Flo gekocht heeft. Een beetje rust vindt ze bij hen. Mijn moeder, die de afgelopen weken wel gewoon heeft kunnen slapen, masseert haar voetjes, leest haar voor, wandelt rustig door het huis, duwt mij richting een restaurant en stuurt een half uur later een foto van een slapende Flo. Om haar uit de zon te houden, hebben mijn ouders het droogrek om haar heen gebouwd. Ik adem uit en geniet van Bel en Iggy. Hoe ze lachen. Hoe de obers grapjes met ze uithalen, hen even in de wangen knijpen. Dat alles zonder bang te zijn dat mensen last van ons hebben.
Ondanks deze momenten van rust, volgen de dalen elkaar snel op. Mijn geliefde sommeert me naar de logeerslaapkamer en buigt zich de nachten over Flo. Hij heeft meer overwicht op haar en ze accepteert zijn nee. Toch lig ik als een strijkplank in bed. Hoor ik iets? Gaat het wel goed? Houdt hij het vol? Ik mail de huisarts en stuur S, een collega-moeder met een bijzonder kind, een bericht via Instagram. Ondanks de vakantie van de dokter, vind ik de volgende dag een uitgebreide mail. En S, die ik eigenlijk alleen van haar columns en boek ken, stuurt me haar nummer. Dat ik kan bellen. Ik voel een vangnet onder ons spannen.
De terugreis was de ergste ooit. De vrouw bij de douane, van wie de ogen zich met tranen vulden, die haar handen ineensloeg en drie keer ‘forza’ tegen me zei, zal ik niet gauw vergeten. Thuis wachtten de huisarts en sterkere medicijnen.
Ik durfde de schouders te laten zakken na drie goede nachten toen het monster weer om de hoek keek. De tennisbal in mijn keel is terug, ik ben bang voor wat komen gaat. Het gaat over, zeggen mijn vriendinnen. Ik zou ze zo graag geloven.