De zorg moet anders…

 

De zorg voor ouderen is een doodlopende weg, las ik gisteren.

 

Dat klopt, dacht ik eerst nog. Want ouderen gaan uiteindelijk natuurlijk dood. Je kunt dus nóg zo goed voor ze zorgen, op het eind redden ze het allemaal net niet. 

 

Maar dat was niet precies wat ze bedoelden, begreep ik later. Het probleem zit ‘m in het feit dat er straks niet meer genoeg zorg is voor het aantal mensen dat verzorgd moet gaan worden. En dat probleem vraagt beleidsmatige keuzes, het vraagt goed beleid, het vraagt visie op hoe de zorg er in de toekomst uit gaat zien, zo werd uitgelegd door een paar zorgbestuurders. 

 

Ik vond dat vooral een erg lange zin die niet zoveel zei, maar misschien komt dat omdat ik zelf al oud begin te worden. Ik begrijp bestuurders niet altijd meer. Of ze nou vliegtuigfabrieken, landen, woningbouwverenigingen, zorginstellingen of oorlogssituaties besturen, ik kan ze niet altijd meer volgen. En het is dan best beangstigend als die mensen ook nog gaan roepen dat ouderen straks meer zélf moeten gaan regelen. We zullen zelf voor een gezonde levensstijl moeten zorgen, en in een huis gaan wonen waarin we oud kunnen worden, zeggen zij. 

 

Pffff… nou, daarin loop ik gelukkig al voor! Ik heb lang geleden een huis gekocht dat ik ook kon betalen, en ik gebruik geen drugs op feesten en heb ook geen pilletjes of blikjes nodig om me te kunnen concentreren. Best gezond, toch? 

 

Gelukkig heb ik ook nooit last van vlogstress, en zijn de swipeduim en de telefoon- en tabletnek ook aan mij voorbijgegaan. Ik kan dus gewoon rechtop lopen als ik zelf mijn boodschappen haal (en ze niet laat bezorgen). Met bewegen zit het dus ook wel goed. 

 

Ook heb ik geen stofzuigerrobot, en zelfs het grasmaaien doe ik terwijl ik me buiten bevind. Nou… ik zou niet weten hoeveel meer “gezond doen” ik nog zelf kan regelen. 

 

Maar dan komt zo’n bestuurder met nog meer schokkende inzichten! Hij verwacht namelijk dat ouderen straks vaker bij vrienden en familie zullen moeten aankloppen. ‘Ik denk dat we ook pijnlijke keuzes moeten maken in de manier waarop we met elkaar omgaan in Nederland,’ zegt hij. 

 

O nee!, dacht ik toen. Bij onze kinderen kunnen we straks echt niet meer aankomen. Die zijn dan allang versleten door overmatig sporten, hangen, appen, drinken, zitten, snuiven en ballongebruik. 

 

Ja, wij dachten vroeger nog dat ballonnetjes waren om aan het plafond te hangen, of op een stokje te zetten, maar om dat beeld liggen onze kinderen inmiddels in een deuk. Zelfs mijn slagroomspuit blijk ik al die jaren verkeerd te hebben gebruikt. Gewoon zo geïnterpreteerd door het woord slagroom, denk ik. Maar dat schijnt ook nogal lachwekkend te zijn voor de generatie na mij. 

 

En op zo’n moment voel ik dus dat ik oud word en misschien al wat zorg nodig begin te hebben. Maar omdat de managers in de zorg er niet meer uitkomen, de generatie na ons het niet meer kan bolwerken, en bruintje het namens de samenleving ook al niet meer trekt, ben ik dus genoodzaakt om straks een beroep te gaan doen op mijn vrienden, zo suggereren de zorgbestuurders in het interview. Ik moet dus eigenlijk zelf gaan managen waar zij voor betaald worden, begrijp ik. 

 

Nou, ik weet niet of je mijn vrienden kent? Maar wat was nou ook alweer zo leuk aan een uitgebreide vriendengroep? Jaaaaaa, dat dus! De diversiteit! 

 

Ik heb straks dus de keuze uit aankloppen bij een grappenmaker, een uitslover, een hypochonder, een brokkenmaker, een kunstenaar, een wetenschapper, en een opschepper. Daarnaast kan ik dan hulp vragen aan een paar volledig versleten bouwvakkers, verplegers en mantelzorgers die de generatie vóór ons ook al hebben verzorgd (zodat die lekker een jaartje of honderd konden worden). Leuk!

 

Wij lopen dus tot dik in de tachtig te sjouwen met onze ouders, en daarna mogen we dan een beroep gaan doen op onze eigen generatie. 

 

Nou… dat gaat vast heel leuke stukjes opleveren! Ik moet namelijk ook nog langer blijven werken…

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke