De woonwinkel waar ze ook gehaktballetjes hebben

 

Wieke is op zoek naar een kast. Op naar de winkel waar ze ook gehaktballetjes hebben…

 

 

Ik weet niet wat Man bezielde, maar hij had een afspraak gemaakt met die woonwinkel waar ze ook gehaktballetjes hebben. Op zondag. ZONDAG. Om een kast te kopen. Bij een Levend Persoon. Online kreeg hij het niet voor elkaar.

 

‘Dan is het lekker rustig,’ meent hij naïef. Maar ja, die afspraak staat, dus we gaan. We rijden naar het filiaal in Delft, wat volgens Man dichterbij is dan Haarlem. Wat ik allang wist, dacht, maar niet zei om de vrede te bewaren, dat is natuurlijk niet zo. 

 

Bij de woonwinkel moeten we een behoorlijk eind omhoog om te kunnen parkeren. De hele wereld heeft afspraken bij dit bedrijf en heeft ook nog eens gezellig veel jengelende kinderen meegenomen. Die moet je zoet houden in het restaurant, met gehaktballetjes. De anderhalve meter is duidelijk losgelaten. We zoeken ons honderd slagen in de rondte om ergens de persoon te vinden met wie Man de afspraak heeft. We willen een grote kast, met veel onderdelen, ideaal voor wat we nodig hebben.

 

We belanden via drie verkeerde afdelingen, die ook nog eens kilometers uit elkaar liggen, bij het goede loket. Daar verschijnt uiteindelijk een meisje. ‘Hi, welkom, ik ben Rosanna, hoe heten jullie? O, ik zie het al, jullie hebben een afspraak met mij. Nou, ik leg het even uit: dit onderhoud duurt 45 minuten. Wat hebben jullie in je hoofd?’ Man heeft al voorwerk gedaan en van alles uitgevogeld. Met één muisklik staat zijn ontwerp op het beeldscherm voor onze neus. Rosanna is een beetje van de leg. Oei, assertieve klanten? Ze verdwijnt achter een scherm, om ergens anders (‘even navragen bij een collegaatje…’) te checken of de kast leverbaar is. Bij bijna elk onderdeel, met steeds haar – bijna Zambiaanse – verdwijntruc achter dat scherm, komt ze melden dat iets er niet is. Misschien komt het, maar wellicht ook niet. Daar kan ze niets zinnigs over zeggen. Haar collegaatje ook niet. Collegaatje is minstens 1.80 meter. ‘Heel vervelend’, vinden beide collegaatjes, ‘maar dit is overmacht’.  Het kan soms wel een half jaar duren voor alles er is. Vaak nog langer. Man blijft er bijna in. Het spijt de collegaatjes ook best wel, maar veel lijkt het ze niet te doen. Logisch, zij hebben thuis niet dertig volle dozen staan, waarvan de inhoud in nieuwe kasten moet. We ellebogen ons een weg terug door de menigte naar de parkeergarage. ‘Ik wil nu wel heel graag gehaktballetjes,’ zeg ik tegen Man, als we in de lift staan.  Die kijkt me verbijsterd aan. De hele liftbevolking bemoeit zich ermee. Heerlijk, die Zweedse balletjes, maar dan zitten we in de verkeerde lift hoor! Een gedienstige meneer drukt op het knopje van de etage waar het restaurant is. Nu moeten we er wel uit. Man kan mij wel verscheuren. We willen kasten. Geen ballen. De volgende lift dan maar.

 

‘Als je nog eens wat weet, met die stomme balletjes’, zegt hij, op weg naar huis. ‘Als jij nog eens wat weet, op zondagmiddag naar die hel van een woonwinkel’, zeg ik. De maandag, die op deze gehaktballoze zondag volgt, brengt de oplossing. Onze klusser, die we inmiddels hebben geadopteerd, zegt dat hij wel een kast maakt. ‘Maar dan wil ik wel gehaktballetjes!’ eist hij. Beloofd. Mijn gehaktballen zijn beroemd tot ver over onze landsgrenzen.

 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel