De strijd van Claudia

 

Claudia voelt zich een jaar na haar chemotherapie beter dan ooit, maar dat heeft niet alleen met haar ziekte te maken.

 

 

‘Opgelucht rijd ik het parkeerterrein van het ziekenhuis af. De halfjaarlijkse onderzoeken heb ik weer achter de rug en nu moet ik wachten op de uitslag. Dat zijn altijd spannende dagen maar ik ben positief want ik voel me goed. Beter dan de afgelopen jaren, maar dat heeft niet alleen met mijn ziekte te maken.

 

Twee jaar geleden voelde ik een knobbeltje toen ik onder de douche stond. De dag erna zat ik al bij de huisarts die me meteen de medische molen instuurde. Een operatie, chemo, alles waar ik bang voor was gebeurde. Ik raakte mijn borst kwijt en werd kaal. Al mijn vrouwelijkheid verdween en ik voelde me afschuwelijk. De periode van chemo’s was zwaar. Ik was soms te ziek om rechtop te zitten en tegen de tijd dat ik een beetje was opgekrabbeld moest ik me alweer melden voor de volgende kuur.

 

Maar dat was niet de enige strijd die ik moest leveren. Voor de kanker werd ontdekt was de relatie met mijn man Rogier al niet zo denderend. We leefden steeds meer langs elkaar heen en met drie opgroeiende pubers en twee drukke banen kwamen we niet meer aan elkaar toe en ontstond er een steeds groter gat tussen ons. Hij leefde zijn leven en ik het mijne. Soms had ik het gevoel dat we weinig meer deelden dan de hypotheek en de zorg voor onze jongens.

 

Ik had gehoopt dat mijn ziekte ons wat meer tot elkaar zou brengen, maar ik kwam van een koude kermis thuis. Soms bekroop me het gevoel dat hij het eigenlijk maar lastig vond. Terwijl mijn leven volledig op zijn kop stond deed hij alsof er eigenlijk weinig aan de hand was. Hij ging gewoon zijn eigen gang zoals hij dat altijd deed. Van alle chemo’s die ik moest ondergaan is hij alleen de eerste keer mee geweest. De overige keren kon hij niet omdat hij een belangrijke bespreking had, of omdat hij op zakenreis moest.

 

Misschien was ik te moe om er aandacht aan te besteden of ik stak gewoon mijn kop in het zand, maar uiteindelijk kwam ik erachter dat Rogier een affaire had met een van zijn collega’s. Gek genoeg bleef ik er heel kalm onder, terwijl hij bijna hysterisch werd toen ik hem met zijn ontrouw confronteerde. Huilend zei hij dat hij het er zo moeilijk mee had dat ik ziek was. Dat er niets meer over was van de vrouw die hij ooit zo aantrekkelijk vond en dat ik zo veranderd was. Hij vond het eigenlijk wel geoorloofd dat hij vreemd was gegaan omdat hij er zo van baalde dat ik altijd maar moe was en geen zin had in seks. Dat voor mij iedere dag een nieuwe strijd was om te overleven kwam blijkbaar niet eens in hem op.

 

Om het voor onze kinderen niet nodeloos ingewikkeld te maken is hij nog gebleven tot ik weer enigszins op de been was. Dat hij op de logeerkamer sliep, zo legden we uit, had te maken met mijn rust en herstel. Of de jongens het geloofden weet ik niet, ze hebben er nooit naar gevraagd.

 

Inmiddels woont Rogier ergens anders. Met zijn collega is het niets geworden, maar achteraf gezien is zijn affaire het beste dat mij is overkomen. Boos ben ik niet meer op hem, want eigenlijk vind ik hem alleen maar zielig. Terwijl ik de dood in de ogen keek had hij alleen maar aandacht voor zichzelf. Blijkbaar heeft het zo moeten zijn en heeft de kanker mij de ogen geopend. Rogier en ik hadden elkaar helemaal niets meer te bieden. Inmiddels heb ik mijn haar en mijn zelfvertrouwen weer terug en voel ik me als herboren.

 

Sinds kort ben ik weer verliefd op een hele lieve man die er wel voor me is en die me mooi vindt zoals ik ben. Ook al is mijn lichaam gehavend. Natuurlijk is het spannend als ik moet wachten op een uitslag, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het wel goedkomt met mij.’