Het huis van Vivian

Vivians tweede man is een half jaar geleden overleden. Maar in plaats van rouwen moest ze halsoverkop op zoek naar een andere woning…

 

‘Terwijl ik de laatste verhuisdoos uitpak dwalen mijn gedachten af naar wat er de afgelopen tijd is gebeurd. Na een kort ziekbed is mijn tweede man een half jaar geleden overleden. Henk en ik waren vijftien jaar samen. We leerden elkaar kennen toen hij net een jaar weduwnaar was. Zijn vrouw is heel lang ziek geweest. Jaren leefde hij met zijn twee zoons tussen hoop en vrees. Maar helaas is ze uiteindelijk toch overleden.

 

Zijn zoons waren inmiddels volwassen en leefden hun eigen leven. Ze waren druk met het familiebedrijf dat Henk aan de jongens had overgedragen. Hoewel hij vanaf de zijlijn advies gaf waren zijn dagen nu leeg. De zorg voor zijn vrouw was weg en hij was met pensioen. Ik leerde hem kennen op de tennisbaan. We waren samen ingedeeld op een toernooi en het klikte meteen. Ik werd zijn vaste tennispartner en we bleven na de wedstrijd steeds vaker in het clubhuis om samen wat te drinken en te praten. Gaandeweg werden we verliefd.

 

De eerste keer dat ik zijn zoons zou ontmoeten was ik natuurlijk zenuwachtig. Henk had al veel over de jongens verteld en ik was eigenlijk heel benieuwd. Maar de kennismaking werd niet wat ik ervan had gehoopt. We hadden in het huis van Henk afgesproken. Een mooi huis aan het water. Toen ik de woonkamer instapte keken twee paar koude ogen mij aan. Van een warm welkom was hier duidelijk geen sprake en na verloop van tijd werd het er niet beter op.

 

Ik denk dat ze me een indringer vonden. Een gescheiden vrouw die een relatie begon met hun vader. Ergens snapte ik het ook wel. Ik was de vrouw die de plek van hun moeder innam. Dus toen ik na twee jaar bij Henk introk heb ik niets in het huis veranderd. De spullen van zijn eerste vrouw liet ik nog heel lang staan en heel behoedzaam voegde ik wat spulletjes van mezelf toe.

 

Financieel was ik onafhankelijk van Henk.  De eerste jaren samen werkte ik nog en verdiende zo mijn deel van ons gezamenlijke huishouden. Toen ook ik met pensioen ging betaalde ik dat daar van. Nooit hebben we daar gedoe over gehad. Dat ging in volstrekte harmonie. 

 

Jarenlang werd ik door de jongens gedoogd. Als we elkaar zagen probeerden ze om zich zo min mogelijk met me te bemoeien. Henks kleinkinderen, die in die tijd werden geboren, mochten nooit bij ons logeren. De feestdagen vierden we zonder hen omdat ze zogenaamd andere verplichtingen hadden. Henk was daar natuurlijk heel verdrietig om, maar hij had zich er na verloop van tijd bij neergelegd. Hij koos voor mij, zijn zoons waren volwassen en moesten hun eigen levens leiden.

 

Maar vorig jaar werd Henk dus ziek. Dat kwam als donderslag bij heldere hemel. Op een mooie herfstdag overleed hij. Maar veel tijd om te rouwen kreeg ik niet. Een maand na zijn begrafenis ontving ik een aangetekende brief van zijn zoons waarin ze schreven dat zij als erfgenamen het huis van Henk wilden verkopen. Dat ik hier inmiddels ook al dertien jaar woonde deed niet ter zake. Er was al een afspraak met een makelaar gemaakt.

 

De jongens gaven me zes maanden de tijd om andere woonruimte te zoeken. Sprakeloos was ik toen ik de brief las. Ik werd gewoon min of meer uit het huis gezet, maar ik had juridisch gezien geen poot om op te staan. Het huis stond op naam van Henk en ik was tenslotte nooit met hem getrouwd. Binnen de kortste keren was het mooie huis aan het water verkocht en moest ik gedwongen op zoek naar een andere woning. 

 

Inmiddels is het halve jaar om en ben ik inderdaad verhuisd. Gelukkig heeft Henk me via zijn testament wat geld nagelaten waardoor ik voorlopig de hoge huur van mijn nieuwe appartement kan betalen. Daar kunnen de jongens niets aan veranderen. Eindelijk kan ik beginnen met rouwen. Maar ik weet niet wat me zwaarder valt: het verlies van Henk of de manier waarop ik door mijn stiefzoons ben behandeld. ‘

 

 

Vivians naam is vanwege privacy gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.

 

Door: Vivian