De reünie
‘Kijk ons nou zitten, alsof we de hoofdrollen spelen in een Franse art-housefilm over zeven vijftigers die terugblikken op hun jeugd.’
Een van de twee mannen in ons gezelschap duidde het plaatje met precies de juiste woorden. Met de bij zo’n Franse film passende hoeveelheid champagne, wijn en schalen vol eten zitten we een etmaal lang aan een ronde tafel in de tuin van een Zeeuws vakantiehuis. Het is het familiehuis van de vriendin die ons weer samen heeft gebracht. Ze heeft ons uitgenodigd, net als zo’n 35 jaar geleden, toen we met elkaar op de middelbare school zaten, en we hier een aantal keer het begin van de grote vakantie hebben gevierd. In die dagen die lagen tussen het laatste proefwerk en het moment dat het rapport uitgedeeld werd, trokken we eind jaren tachtig drie zomers achtereen met de trein naar dit Zeeuwse gehucht. Daar mochten we gebruikmaken van het boerderijtje van haar grootmoeder. Een schattig huisje met zo’n voor deze streek typische zwart geteerde schuur. Het werd omringd door appelbomen, er was een aardbeienveldje en een stoffige zolder waar we allemaal sliepen. We deden niets anders dan in de boomgaard liggen met een kratje bier, een pakje peuken en een cassetterecorder waarmee we naar de met liefde samengestelde tapes luisterde van de muziekpurist onder ons. ‘s Avonds fietsten we naar de grootste stad van het eiland om in de plaatselijke discotheek te flirten – en ruzie te krijgen met de eilanders die ons indringers vonden. Of we bleven de hele nacht in de tuin zitten, om te kijken naar de vallende sterren. Met weer zo’n kratje bier en nog een pakje peuken.
Herinneringen aan die kratten bier gaan nu, 35 jaar later, hand in hand met het nodige gewetensbezwaar. We namen ze destijds zonder te betalen mee op het rooster onder de boodschappenkar. Gewoon gestolen dus. Aan die truc waren ze in die buurtsuper in dat dorp niet gewend. Winkelwagentjes met zulke roosters bestaan inmiddels niet meer en wij betalen gewoon voor onze boodschappen. Ook dat roken hebben we opgegeven en die hoeveelheden bier hebben plaats gemaakt voor wijn. Het huis is gerenoveerd, de zwarte schuur is een ruime woonkamer met een openhaard. Er zijn comfortabele badkamers en we hoeven niet meer met z’n allen op zolder te slapen.
Er zijn decennia voorbijgegaan zonder dat we onderling contact hadden maar moeiteloos gaan we verder waar we gebleven waren. We halen wat herinneringen op waarmee er in sommige gevallen een heel andere puzzel gelegd wordt dan ik in mijn hoofd had. Ieder herinnert zich een ander stukje. We staan niet alleen stil bij het verleden maar delen onze levensverhalen en leggen elkaar actuele dillema’s en vragen voor. We praten over onze kinderen of waarom die er niet gekomen zijn. Over onze gelukkige huwelijken en over de relaties die gestrand zijn of nu alsnog wankelen. Over onze ouder wordende ouders die voor het grootse deel nog leven, en over die ene markante vader die nog steeds gemist wordt.
We praten ook over politiek, over boeken die we hebben gelezen, over onze verwachtingen van de toekomst.
Er zijn geen vallende sterren en we halen het niet de hele nacht wakker te blijven. Maar de idylle van toen is niet ver. Als ik in de trein naar huis zit spoel ik wat scènes van het weekend terug. Het was écht een Franse art-housefilm, een van de leukste die ik in jaren zag. Ik verheug me op deel twee.