De open relatie was ineens overal

 

Niet in mijn eigen leven of (voor zover ik weet) in dat van mijn dierbaren maar diverse media signaleerden een trend die me steeds vaker voorgeschoteld werd.

 

 

 

 

Volkskrant Magazine wijdde er afgelopen zaterdag een heel themanummer aan. Ik las het in dezelfde dagen dat ik gevangen zat in de bedrukkende maar onweerstaanbare nieuwe roman van bestsellerauteur Philip Huff, Open, waarin hij op nietsontziende wijze de ondergang van zijn grote liefde beschrijft. Het boek is een pijnlijk relaas van een relatie waarin afgesproken wordt om elkaar alles te gunnen, ook flirten, zoenen of zelfs seks met anderen, zolang iedereen er maar eerlijk en open over is. Het verhaal begint bij het einde, dus het is geen verrassing dat deze afspraak uitloopt op een fiasco en een bloederig slagveld heeft achtergelaten. Toch denk je als lezer voortdurend; mensen toch, wat doen jullie jezelf aan, ga weg en stop hiermee! De puinhoop is niet om aan te zien en toch, zoals dat gaat, voor de betrokkenen is het onmogelijk om te ontsnappen. Ook dat kan liefde zijn. 

 

Van liefdesverdriet weet ik alles. Van ongelijk opgaande verlangens naar verbinding of juist vrijheid evengoed. Maar ik heb ook ervaren dat jaloezie een teken kan zijn van een gelegitimeerd gebrek aan vertrouwen. 

 

Ooit had ik ernstig geleden aan dat knagende gevoel, dat Het Groene Monster werd genoemd in het zelfhulpboek waarmee ik deze zogenaamd destructieve emotie probeerde te bestrijden. Mijn toenmalige vriend liet zich nogal charmeren door de in mijn ogen vergaande belangstelling van een wederzijdse vriendin. Het bleef een voortdurende bron van ruzie tussen ons waarin hij mij voortdurend verweet dat het slechts mijn eigen onzekerheid en verstikkend gebrek aan vertrouwen was die de boel verziekte. Ik begon te geloven dat ik een probleemgeval was, vandaar dat boek en de vele in stilte geplengde tranen. 

 

Jaren later, toen het tussen ons al lang en breed uit was en de vriendin zelf een grote liefde ervaarde, biechtte zij me op dat ze zich met terugwerkende kracht schuldig voelde. Het had niet aan mij gelegen, hoewel er nooit wat was gebeurd tussen haar en mijn vriend, had ik de bedreiging wel degelijk goed aangevoeld. 

 

In Volkskrant Magazine las ik interviews met stellen die oprecht blij voor de ander kunnen zijn als die geniet van liefde en intimiteit buiten de deur. Zou het brein daar werkelijk toe in staat zijn? 

 

Van mijn kinderen, alle drie generatie GenZ, leer ik dat het tegenwoordig lang kan duren voor een relatie monogaam is. Er moeten allerlei honken gepasseerd worden voor uitgesproken wordt dat het ‘officieel’ en ‘exclusief’ is. Daar kan zomaar een jaar overheen gaan. Een jaar waarin het voor ons oude lullen lijkt alsof het dik aan is tussen die twee, maar waarin voor de betrokkenen de deur nog wagenwijd openstaat en niemand elkaar ergens op kan aanspreken. 

 

Is dat een oprecht individueel verlangen, of doen ze dat omdat het in hun kringen blijkbaar zo hoort? Zeggen dat iemand je vriend of vriendin is vindt deze generatie niet makkelijk, alsof het niet cool is om je te verbinden. Terwijl ik als moeder aan de zijlijn ook heb gezien dat de verlangens naar zekerheid of overgave er wel degelijk kunnen zijn.

 

Thank God voor mijn misschien niet altijd even spannende maar wel zeer veilige en gelukkige monogame relatie, dacht ik toen ik de roman van Huff met een zucht dichtsloeg. Een schitterend boek dat ik je van harte aanraad overigens, al is het maar voor dat laatste besef.

 

 

 

 

Door: Esther Goedegebuure