De keren dat Wieke plaste van het lachen

 

Prehistorische mop: Moos ligt in het ziekenhuis en zit van kruin tot grote teen in het gips. Zijn vriend Sam vraagt: ‘Doet het pijn?’ Moos: ‘Alleen als ik lach.’ 

 

Daaraan moet ik altijd denken als ik me in een situatie bevind, waarin lachen niet gewenst, pijnlijk of onbeschoft is. Voeg daarbij een zwakke blaas en ziedaar hét recept voor een dramatische situatie. 

 

1963: Veertien jaar was ik en op een kletsnatte dag moest onze tweede klas in de pauze binnen blijven. Nadat we de conciërge hadden beloofd om ons te gedragen, deed Frans Koning een Dominicaner monnik na, gehuld in een regenponcho. De andere jongens bouwden een toren van de tafels en de stoelen. Wij, de zes meisjes in die klas, gierden om Frans in zijn monnikenpak. Toen iemand opperde dat ik vast niet op die toren zou durven klimmen, zat ik er al bovenop. Vervolgens stortte het bouwwerk in en ik viel op de grond. Ik kon niet meer van het lachen en ja hoor… die blaas hè? Op de houten vloer was een natte plek te zien. Te genant. Mijnheer Plaisier, de conciërge kwam binnen en greep de Dominicaner monnik in zijn nekvel. Wij moesten alles overeind zetten en gaan zitten. Wie er nog van zijn plaats zou komen, kon de hele week tot zes uur nablijven, zo donderde Plaisier. Buiten stortregende het nog steeds. ‘Je hebt het wel heel uitgebreid gedaan Wiek!’ riep de Dominicaner monnik, wijzend naar de plassen buiten. De jongens beloofden dat ze dit beschamende nieuwtje niet naar buiten zouden brengen, mits ik de volgende dag zou trakteren. Ze hielden zich er gelukkig aan. 

 

Er is me nog zo’n bui bijgebleven. Vriend A. en ik woonden een feestelijke bijeenkomst bij. Een vriendin van ons werd geridderd. A. en ik zaten op de eerste rij, want wij zien en horen graag altijd alles. Wij gedroegen ons keurig, totdat de zorgelijk kijkende ambtenaar van dienst eerst de huishoudelijke mededelingen deed, op een toon die het tijdens een crematie heel goed gedaan zou hebben. Somber vertelde hij, dat er slechts een beperkt aantal gebakjes waren aangerukt. Precies genoeg waarschijnlijk, maar soms gebeurde het, aldus De Dood van Pierlala (vriend A. vond het nodig om mij toe te fluisteren dat hij vond dat de man erop leek), dat mensen twéé gebakjes namen. Over zijn bril keek hij de zaal rond, of hij al zulke onverlaten bespeurde. ‘Ook eentje voor thuis Bies, zullen we?’ smoesde A. en ik hield het niet meer. Ik droogde mijn lachtranen aan mijn lange sjaal en A. nam de andere punt ervan, zodat wij gezamenlijk zaten te sniklachen. De DvP (zo noemen wij sinds die dag alle mensen die ons inziens op de Dood van Pierlala lijken), maakte het nog erger door te vermelden dat deze regel ook gold voor de chocomel en de appelsap. Ik beging de fout om opzij naar A. te kijken, die ingehouden zat te proesten. Hel en verdoemenis. Onze gênante lachbui ging echt nergens over, want wat was er nou helemaal voor leuks gezegd? Niks. En dan toch huilen van het lachen, voor iedereen zichtbaar.
 

 
We zuchtten van opluchting toen de bijeenkomst was afgelopen. In het zaaltje waar het gebak stond, pakte A. twee gebakjes, ook eentje voor mij. ‘Er is nog zó gezegd, dat dit niet de bedoeling is!’ waarschuwde een snibbige mevrouw, hoogst waarschijnlijk de echtgenote van de DvP. Toen zijn we naar buiten gevlucht, naar een restaurant in de buurt. Alwaar ik naar het toilet rende, en A. vast een bestelling plaatste. Toen ik terugkwam stonden er vier appelgebakjes, met vier glazen wijn. Voor ieder twee. Eindelijk konden we los, niet meer tot bedaren te krijgen van het lachen. Zo erg, dat de ober kwam vragen of het wat zachter kon, want men verstond elkaar niet meer. 

 

Geen leukere emotie dan je helemaal slap lachen. Ben je chagrijnig? Denk terug aan al die keren dat je niet meer bij kwam. Dat helpt acuut. Zelfs beter dan appeltaart en wijn. 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel