De donkeredagenblues
Doorgaans ben ik een vroege vogel. Een die het nest snel opzoekt en die er ook vroeg weer uit wipt.
Dat laatste eigenlijk altijd monter en zonder aarzelen. Snoozen is niks voor mij. Tegen wil en dank heb ik mezelf aangeleerd om iedere ochtend, alle dagen van de week, te beginnen met noodzakelijke lichamelijke oefening. Niet omdat ik er zo’n lol in heb maar puur en alleen vanwege de positieve effecten op lichaam en geest. Zoals ik er ook niet over twijfel om m’n tanden te poetsen is dit wonderlijk genoeg net zo’n onderdeel van mijn dagelijks ritme geworden. Dat kan betekenen dat ik om zeven uur in het zwembad lig of met de hond door het park loop of, als het energieniveau extra gunstig is, een half uurtje ga hardlopen. En dat voor iemand die de eerste drie decennia van het leven een hartgrondige hekel had aan sport.
Maar deze donkere ijskoude maanden kom ik mijn warme holletje amper uit. Ik denk met compassie aan pubers die dit iedere dag zo voelen, ook als de dag licht en met vogelgekwetter begint. Nog tien minuten opkrullen tussen die extra warme satijnen lakens, en nog eens tien en nog eens tien. Tot het te laat wordt voor dat zwembad of die loopschoenen en het hondje het moet doen met het kleinste rondje, genoeg voor de noodzakelijke boodschappen.
Ik ben niet de enige. Als ik dat zwembad met tegenzin toch nog bereik, zie ik de laatste weken dat het rustiger is dan ooit. Een groot deel van de vaste garde, veelal de zeventigplussers, komt ook niet meer omdat het water sinds de energiecrisis een aantal graden kouder is. Och arme ouderen die zo dapper proberen het bewegingsapparaat geolied te houden. Ook bij ons thuis regeert de energiezuinige hand van mijn echtgenoot.
De thermostaat staat niet hoger dan 18 graden. Op een thuiswerkdag zit ik onder een fleecedeken met Uggs aan mijn voeten. ‘s Avonds bingen we de ene serie na de andere, dicht tegen elkaar aangekropen onder een deken, wat dan wel weer knus is. Maar series bingen gaat doorgans gepaard met bingen van een heleboel ongezonde dingen zoals chocoladepepernoten of, als die dan eindelijk eens de schappen uit zijn, M&M’s en Pyramide drop. Geen handjes maar zakken. Reden genoeg om dan toch weer ontevreden dat warme nestje in te kruipen waar ik dan de volgende ochtend niet uit kom terwijl dat na die zakken snoep best verstandig zou zijn.
Kortom: ik vind er geen bal aan, aan deze koude donkere maanden, en snak naar het lengen van de dagen.
Er is één ding waar ik uitzonderlijk veel plezier aan beleef deze weken en dat is mijn boom.
Mijn bijna drie meter hoge, dikke vette, belachelijk dure maar beeldschone Nordmann.
Sinds de kinderen van het geloof zijn gevallen haal ik hem al voor sinterklaas in huis, zodat ik extra lang van hem kan genieten. Als ik mijn door de jaren heen zorgvuldig opgebouwde collectie versiering weer tevoorschijn haal – aangevuld met erfstukken van beiden kanten van de familie – is het alsof ik mijn oude vrienden weer zie. Dat lieve, piepkleine vogeltje in het walnotendopje. De art-deco-ballen, het sneeuwbolletje van Chanel, het engeltje van kristal, de vilten kerstman met zijn verweerde baard van mijn schoonmoeder, het champagneglas dat ik van mijn liefste collega kreeg, het zilveren hart dat mijn dochter me voor mijn veertigste verjaardag gaf en als piek dient. Het is een feest om ze uit hun vloeipapier te rollen en ze een ereplek te geven. Mijn boom is mijn pride & joy in dit duistere deel van het jaar.
Hoe dichterbij de feestdagen komen, hoe meer bomen ik in de woonkamers zie als ik ‘s avonds na mijn werk door de stad naar huis fiets. In de kou en het donker gluur ik met plezier naar binnen. Het is met die bomen net als met de eindexamenvlaggen die in mei altijd zo fier de huizen opluisteren, alsof ze willen zeggen: hier heerst geluk. Maar toch, laat het maar weer snel mei worden. Of maart, ook goed.