De deurmat

 

Ik ben moe. Moe van corona en alles wat daarbij komt kijken. De regels, de krantenberichten, de discussies, de demonstraties, en de meningen erover door mensen die er geen verstand van hebben.

 

 

Nu Kim Feenstra weer. Ze wil koffie drinken met meneer Gommers, omdat ze twijfelt over het nut van vaccineren. Alsof meneer Gommers daar tijd voor heeft!? En hij heeft het al dertig keer uitgelegd hè!

 

En toch blijft meneer Gommers aardig. Maar ik niet. Ik heb daar nu soms geen zin meer in, merk ik. Terwijl ik normaal altijd aardig wil zijn, en graag voor iedereen klaarsta, ben ik daar nu soms te moe voor.

 

‘En daar moet je dus mee stoppen,’ zegt vriendin A aan de telefoon, ‘met dat klaarstaan! Je hebt zorgen genoeg over je eigen kinderen, en toch ben je er steeds weer voor die van anderen. Waarom? De wereld is echt niet afhankelijk van jou alleen, hoor.’

 

‘Au,’ zeg ik dan. ‘Denk ik dat? Dat de wereld niet zonder mij kan?’

 

‘Ja,’ zegt ze subiet. ‘En dat is erg ongezond. Daar kun je net zo vroegtijdig door overlijden als door corona.’

 

Oké. Ik wil wel graag gezond oud worden, dus daar moet ik iets mee. En heeft ze gelijk, vraag ik me af. Nou ja, wel een beetje.

 

‘Ik wil heel graag aardig zijn,’ geef ik toe. ‘Maar dat kost inderdaad kluiten met energie.’

 

‘Nee,’ zegt A dan, ‘je wilt niet aardig zíjn, maar aardig gevonden worden! Een nuanceverschilletje dat heel slecht voor jezelf (en trouwens ook voor die ander) kan zijn.’  

 

En ik weet dat ze gelijk heeft.

 

Vriendin B is ziek, dus die moet elke dag een cadeautje opgestuurd krijgen omdat ik haar nu niet mag bezoeken. Vind ik.

 

Opdrachtgever C schrijft eigenlijk zelf nooit meer stukken, omdat ik altijd ja zeg, als hij me belt. Denk ik.

 

Vriendin D gaat verhuizen en die moet ik helpen met inpakken. Vind ik. Dat ze vijf broers, drie zusters en een heleboel neefjes en nichtjes heeft, doet daar niets aan af.

 

En zo kan ik het hele alfabet door met mensen voor wie ik er wil zijn, maar waar ik eigenlijk helemaal geen tijd voor heb. Misschien overdrijf ik ook wel.  

 

‘Heel goed!’, roept A. En ze stuurt me meteen een artikel. Een artikel over een deurmat waar iedereen overheen loopt, en waar zelfs misbruik van gemaakt wordt omdat ze er toch altijd ligt. Dus ik op de bank met een kop thee, en lezen maar. Wanneer ben je té aardig? ‘Nooit’, is mijn stellige mening. Maar ik lees toch verder.

 

Je bent te aardig als je te vaak sorry zegt (check), er niet aan jouw behoeften wordt gedacht (check), je soms spijt voelt na een ‘ja’ (check), je te weinig je mening geeft (néééé, die niet), je niet aan jezelf toekomt (check), je ruzie mijdt (check), je bang bent voor afwijzing (oei), en je anderen te veel in bescherming neemt (check).

 

BAM! Zes van de acht punten raak, behalve die twee die ik zelf heel vervelend vind bij anderen. Ik geef héél snel mijn mening, en ben als de dood voor afwijzing.

 

Dat gaan we dus anders doen! Vanaf vandaag ga ik ook tijd maken voor mezelf, functioneer ik niet meer als deurmat, en ga ik met volle moed voor een lang, gezond en minder moe leven. Met evengoed veel vrienden, natuurlijk. Maar dan échte!

 

En dan stuurt A alweer het volgende artikel. ‘Wie lief is, leeft langer’, lees ik daar. Precies het tegenovergestelde dus.

 

Ja, verdorie! Wat heb je nou aan zo’n vriendin?

 

Maar ze stuurt ook bloemen!

 

‘Je wordt toch doodmoe van al die berichten?’ staat op het kaartje. ‘En daarom zeg ik: Ga jij effe lekker een leuk boek lezen vandaag. Want we houden toch wel van je! En ik bel je vanavond niet, want ik ga inpakken bij D!’

 

Nou… Ik hoop dus dat ze honderd wordt, deze vriendin. Want ik vind haar zóó aardig. En ik wil haar knuffelen zodra dat weer mag van meneer Gommers.